Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord uit

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.
(achterwaarts; naar achter);
backward
; ;
🔗 Manfred Rorsefne trok de stoel naast haar achteruit.
(terug);
(naar buiten)
(rechtaan; rechtdoor)
straight ahead
;
straight along
exhale
(baggeren)
dredge
🔗 Het waterschap moet de Linge tussen Buurmalsen en Gorinchem uitbaggeren.
exorcise
(bannen; verbannen);
banish
🔗 In april 2010 barstte de vulkaan onder de gletsjer Eyjafjallajökull uit.
herald
;
herald in
;
ring in
;
usher in
🔗 Het was niet iets om uit te bazuinen alsof ik er trots op was.
(afbeelden; verbeelden; voorstellen)
represent
🔗 Ze beeldden het pittoreske vissersleven van het dorp uit.
fillet
senostigi
(betalen)
🔗 „O,” zei de man die het eerst gesproken had, „ze vinden vast wel een smoesje om ons dat geld niet uit te hoeven betalen, ook al nemen we de schurk gevangen.
uitbijten
(aantasten; corroderen; uitvreten; wegvreten)
corrode
blow out
🔗 Hij draaide de olielamp die ze uit de keuken naar boven hadden laten brengen, laag, en blies het vlammetje uit.
(wegblijven)
keep off
🔗 Zijn straf zal niet uitblijven.
(overtreffen; uitmunten)
🔗 In zijn studietijd blonk Bernard niet uit.
(blussen; doven; uitdoen; uitdoven; uitmaken);
;
(botten);
burgeon
(uitbreiden; vergroten; groter maken)
vomelĵeti
🔗 Hij koos er eentje uit en vervolgde dat toestel meedogenloos, terwijl zijn mitrailleur vuur uitbraakte.
cauterize
(rekken; strekken; uitsteken; uitstrekken)
expand
;
spread
(uitbouwen; vergroten; groter maken)
🔗 NAVO‐secretaris‐generaal Stoltenberg zegt dat Rusland het aantal troepen aan de Oekraïense grens nog altijd uitbreidt.
expand
pliampleksigi
(uitleggen; verruimen; verwijden)
🔗 De NAVO zei verder door te gaan met de militaire samenwerking met Kiëv en deze de komende tijd uit te breiden.
(losbarsten);
🔗 Zo stonden de zaken toen in het Verre Oosten de oorlog uitbrak.
(slaken; uitstoten); ;
🔗 En hoewel hij niet in staat was een behoorlijk woord uit te brengen, wilde hij nu Tom Poes een streng verhoor afnemen.
(uitgeven)
🔗 Als uitgevers merken dat een nieuw idee de ronde doet, dan kunnen ze proberen daar zo snel mogelijk een boek over uit te brengen om de concurrentie voor te zijn.
(aangeven; geven)
🔗 Mag een kiezer zijn stem uitbrengen met een verlopen identiteitsbewijs?
hatch
(bulken; loeien)
blekegi
uitbrullen
(blèren; brullen; bulderen)
howl
(exploiteren)
exploit
;
take advantage of
🔗 Ondertussen in het dal van de Scaum buitte Hache‐Moncour Rhialto’s afwezigheid ten volle uit.
(doen verdampen; indampen; verdampen)
evaporate
vaporigi
(verdampen; vervliegen; vervluchtigen)
evaporate
vaporiĝi
(ronddelen; uitreiken; verdelen);
distribute
;
give out
🔗 Dan delen ze de whisky uit.
(bedenken; uitkienen; verzinnen; uitdokteren)
invent
;
devise
🔗 Ik heb daarvoor een manier uitgedacht.
(opzwellen; zwellen)
ŝveli
(afdoen; afleggen; afzetten; uittrekken);
🔗 Donner zal zijn vest uitdoen.
(blussen; doven; uitblussen; uitdoven; uitmaken);
🔗 Doe die toorts uit voor we stikken!
(afzetten; uitschakelen; uitzetten; uitknippen)
switch off
🔗 Toen deed hij het licht uit.
(doven)
put out
;
(bedenken; uitdenken; uitkienen; verzinnen)
invent
;
devise
🔗 Ze had tijdens haar wandeling een plan uitgedokterd om het adres van Tine te bemachtigen.
(tooien; versieren);
decorate
;
ornament
;
embellish
(blussen; doven; uitblussen; uitdoen; uitmaken); ;
quench
(doven; uitgaan)
expire
🔗 Valt zij dan dooft ze uit.
turn out
🔗 Ik wilde het licht uitdraaien toen de telefoon rinkelde.
bring away
; ;
forporti
(propaganda maken voor; propageren; verspreiden)
propagate
🔗 De Franse sportminister Amélie Oudéa‐Castéra is niet blij met de politieke boodschap die Novak Đoković begin deze week uitdroeg op Roland Garros.
(uitjagen; uitwijzen; verbannen)
drive out
;
expel
elpeli
🔗 De bedoeling ervan was om de kwade geesten, die in het vuur verborgen mochten zijn, uit te drijven.
(uitstoten)
drive out
;
(verdrijven; verjagen; wegjagen)
expel
🔗 Hij hoopte dat zij gelukkig zou wezen zonder hem en dat het haar nooit berouwen zou, haar arme jongen uitgedreven te hebben in ene ongevoelige wereld, om daarin te lijden en te sterven.
(drogen; opdrogen; verdrogen)
🔗 Is uw handdoek al uitgedroogd?
(drogen; droogmaken)
sekigi
(persen; uitknijpen; uitpersen)
squeeze out
elpremi
(uitspreken; vellen; verwoorden);
(betuigen; uiten; uitspreken; verwoorden); ;
register
🔗 Zijn gezicht drukte duidelijk zijn ontevredenheid uit en Tim glimlachte.
(aanduiden; aanwijzen; wijzen; wijzen op)
point out
(einde);
🔗 Toen bereikte hij het uiteinde van het touw.
(betuigen; uitdrukken; uitspreken; uiting geven aan)
🔗 Zij uitten geen enkele bedreiging met wraak.
hiss down
(leeggieten; uitschenken; uitstorten)
pour out
elverŝi
(slippen)
🔗 Hij gleed uit en brak zijn nek.
uitglijden
;
uitglijden
glide
;
gliding
(afgooien; afwerpen)
throw off
(uitwerpen)
throw out
🔗 Kijk, het gooit zijn lading reeds uit.
(delven; opdelven; opgraven; rooien; winnen; opdiepen)
dig up
;
excavate
;
grub
(opgraven; rooien);
disinter
elterigi
;
sculpture
;
sculp
;
skulpti
malsategigi
🔗 Ze willen het dorp uithongeren!
(uitvragen)
interrogate
;
query
; ;
quiz
🔗 Ik ga beginnen met de douairière eens uit te horen.
(verdragen)
🔗 Ten slotte kon hij het niet langer uithouden.
(doorstaan; dulden; uitstaan; verdragen; volhouden); ;
🔗 Hij heeft in ieder geval voldoende water en voedsel om het een paar dagen te kunnen uithouden.
(beeldhouwen);
sculpture
skulpti
;
🔗 Over een paar jaar zou Madouc ongetwijfeld tot zijn voordeel kunnen worden uitgehuwelijkt.
(trouwen)
🔗 Gij dienaren, spoedt u naar alle windrichtingen en verkondig dat ik de prinses zal uithuwen aan de markies van Carabas.
(trouwen)
fly out at
;
rage at
skoldi
🔗 Ook andere patiënten werden uitgekafferd.
rake
rasti
(betalen)
🔗 Ik heb tien goudstukken bij me die koning Casmir me heeft uitgekeerd.
(bedenken; uitdenken; verzinnen; uitdokteren)
invent
;
devise
🔗 Dat had ik ook al uitgekiend.
(kiezen; uitlezen; uitpikken; uitzoeken; verkiezen);
pick out
;
🔗 Hij koos mij uit.
(uitzien);
look for
; ; ;
go after
be careful
;
mind one’s P’s and Q’s
esti singarda
🔗 Nu we zoveel geld hebben, moeten we uitkijken.
(kijken; toekijken);
🔗 Hij kon nu over de haven uitkijken.
(persen; uitdrukken; uitpersen)
squeeze out
;
squeeze
elpremi
🔗 Breng water aan de kook en knijp er de halve citroen boven uit.
(afzetten; uitschakelen; uitzetten; uitdoen)
switch off
🔗 Hij kleedde zich uit, stapte in bed, las nog een half uurtje en knipte toen het licht uit.
(opdagen; te voorschijn komen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen);
🔗 Als de zon boven die den uitkomt, moet je drie anderen wakker maken.
(bewaarheid worden)
come true
efektiĝi
(ontluiken)
elburĝoniĝi
become acquainted
(conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; voegen)
(afsteken)
stand out
reliefiĝi
(uitpakken); ;
(bewaarheid worden)
come true
veriĝi
be published
(een kreet slaken; uitroepen; het uitschreeuwen)
call out
;
exclaim
;
erase
;
demonstrate
; ; ;
(uittrekken); ; ;
put down
;
read out
finlegi
laugh at
🔗 Men lacht mij achter de rug uit.
(afladen; lossen)
unload
(uiteenzetten; verklaren);
explicate
🔗 Stephen legde het met tegenzin uit.
(duiden; interpreteren; opvatten; verklaren; vertolken);
construe
🔗 De manier waarop de heks zijn bedoelingen uitlegde, beviel hem niet helemaal, maar aan de andere kant verlangde hij ernaar om de zaak af te ronden.
(uitbreiden)
(dóórtrekken; rekken; verlengen)
(borgen; lenen)
lend
;
🔗 Hij leent geld uit tegen een percentage dat hoger is dan wettelijk is toegestaan.
extradite
🔗 Een Franse rechter besloot donderdag dat de verdachte aan België mag worden uitgeleverd.
(kiezen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken)
pick out
(aflezen; dóórlezen)
read out
finlegi
🔗 Ik ben zo vrij geweest de waarschuwing aan boogschutters geheel uit te lezen.
evoke
elvoki
provoke
(uitgaan)
go out
🔗 Ik ben kwaad de deur uitgelopen.
ekverdiĝi
(uitvaren);
(beloven; toezeggen)
🔗 Er is een beloning uitgeloofd van 10% der geroofde schatten.
(bieden)
🔗 Maar de uitgeloofde beloning is dan ook buitengewoon hoog.
(blussen; doven; uitblussen; uitdoen; uitdoven)
(afmaken; beëindigen; besluiten; voleindigen; eindigen)
🔗 Daar bedoel ik mee dat ik onze verloving uitmaak!
(vormen)
constitute
; ;
account for
;
(beslissen; besluiten);
🔗 Ik kon niet uitmaken of zij nog leefden.
(afmeten; meten; opmeten; opnemen)
(excentrisch)
pour in
🔗 De Ebro stroomt onder andere langs Zaragoza en mondt uit in de Middellandse Zee bij Tortosa.
(afzetten)
fit out
(inviteren; noden; uitnodigen; vragen)
(beoefenen; betrachten; praktizeren; in praktijk brengen);
🔗 Er zal dus druk worden uitgeoefend op Howland.
unpack
elpaki
🔗 Hij ging dus tegen een dikke boom zitten en pakte zijn maaltje uit.
(uitkomen)
🔗 Dat president Trump blijft volhouden dat dit het geval is, kan dus averechts uitpakken voor zijn partij.
(persen; uitdrukken; uitknijpen)
squeeze out
;
squeeze
elpremi
(kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitzoeken)
pick out
(planten)
unpick
;
unravel
(beroven; plunderen);
pillage
;
plunder
🔗 Ik zou graag het huis uitplunderen, maar ik ben het met je eens dat we maar het beste kunnen verdwijnen.
(uitpuzzelen)
work out
;
puzzle out
🔗 „En dan te bedenken”, zei hij, „dat ik nu net de waarheid had uitgeplust.”
pump
elpumpi
(afdrukken)
print
printi
🔗 Dolf Blokhuijs printte boven in zijn kantoor een lijst uit van alle echtscheidingen die hij momenteel had lopen.
(beproeven; proberen; toetsen); ;
exhaust
🔗 Het ding wist wel dat het hem aan het uitputten was.
(uitplussen)
puzzle out
(ontrafelen)
unravel
(ten einde lopen)
;
deactivate
malaktivigi
(uitwoeden); ; ;
(ronddelen; uitdelen; verdelen)
distribute
(verschaffen; verstrekken)
🔗 Ik heb de heer Bommel namelijk een belastingaanslag uitgereikt die niet voor hem bestemd was.
(becijferen; berekenen; calculeren);
work out
🔗 Het was zes dagen of langer geleden sinds hij had uitgerekend dat ze nauwelijks genoeg voorraad voor drie weken hadden.
(spannen);
streĉiĝi
🔗 Merkwaardig genoeg was de zak niet eens uitgerekt.
;
be effective
;
have effect
;
impact
;
impinge
; ;
avail
;
be efficacious
; ;
have an effect
;
produce an effect
🔗 De politie kon ook niet veel uitrichten.
(maken; doen; uithalen; verrichten; uitvoeren)
🔗 Het was duidelijk dat hij zelfverzekerder werd door het feit dat Sam geen boog had en blijkbaar niets tegen hem kon uitrichten.
(verdelgen)
exterminate
;
wipe out
;
(uitroeiing)
🔗 Nu we zes jonge schildpadden hebben aangetroffen is ons duidelijk dat het uitroeien van de ratten een succes is geweest
exclamation
🔗 Hier werd hij gestoord door een uitroep van zijn gast, die erin geslaagd was de ring van zijn vinger te schuiven.
(het uitschreeuwen)
call out
;
exclaim
🔗 „Ja, het is mooi!” riep hij bitter uit.
(afkondigen); ;
🔗 De provincie Hòa Bình, die het zwaarst is getroffen, heeft de noodtoestand uitgeroepen.
(afwikkelen; ontrollen)
unroll
malvolvi
(uitscheuren; uittrekken)
wrest
🔗 En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u.
; ; ;
🔗 De brandweer rukte met groot materieel uit, maar kon de boerderijen niet meer redden.
(toerusten);
fit out
;
🔗 De schepen werden ’s winters uitgerust en de vloot vertrok in maart of april naar het noorden.
(elimineren; verwijderen; wegwerken)
🔗 En niemand begrijpt dat het er alleen maar om begonnen is tegenstanders uit te schakelen.
(uitzetten);
cut a connection
(afzetten; uitzetten; uitdoen; uitknippen)
switch off
(afscheiden)
excrete
(afscheiden)
(aflaten; ophouden; stoppen; uitscheiden met; afbreken); ;
🔗 Ik schei ermee uit.
(beledigen; schelden; schelden op)
(uitgieten; uitstorten)
pour out
elverŝi
(uitrukken)
wrest
🔗 Stephens keek of het uitgescheurde stuk ergens anders in het boek was gestopt.
(scheuren)
(uitspruiten);
burgeon
;
sprout
(schilderen)
(doorhalen; doorstrepen; een streep halen door)
trastreki
convoke
; ;
convene
;
summon
kunvoki
; ;
;
cause to take place
; ; ;
provoke
;
🔗 Ze schreven twee bekeuringen uit.
harry
;
ravage
elrabi
🔗 Bovendien hebben struikrovers me uitgeschud.
thrust out
;
stick out
elŝovi
🔗 Een van de helpers van Arglistig had intussen een walkie‐talkie uit zijn kist gehaald en schoof de antenne uit.
(schulpen)
festoon
festoni
(uitslijpen)
erode
beat out
(eroderen; uitschuren)
erode
(afslijten; slijten; verslijten)
wear away
;
wear off
;
(bezuinigen; sparen; uitwinnen; oversparen; opzij leggen; opsparen);
economize
🔗 Je weet dat ik het heb gedaan om dollars uit te sparen.
(aan de rol zijn; boemelen; brassen; slempen; zwijnen)
revel
;
wallow
; ; ;
(ontvouwen; spreiden)
spread
;
spread out
(uitstaan; uitsteken; vooruitsteken);
stand out
elsalti
(spruiten; uitschieten)
sprout
(spruiten)
sprout
ŝosi
(uitspuwen)
🔗 Mogget spuugde de woorden bijna uit.
(uitspugen)
🔗 De vulkaan spuwt nog steeds rook en as uit.
(uitspringen; uitsteken)
stand out
(doorstaan; dulden; uithouden; verdragen; volhouden); ;
(doorstaan; lijden); ;
🔗 Ik heb wat uitgestaan.
(blootleggen; etaleren; tentoonspreiden)
demonstrate
; ; ;
uitstedig
(absent; afwezig)
stick out
elŝovi
(uitspringen; uitstaan; vooruitsteken); ;
stick out
;
stand out
🔗 De meeldraden steken uit.
(ophouden; rekken; strekken; uitbreiden; uitstrekken);
stretch out
🔗 Een pijnlijke situatie ontstaat, want wat moet je met de reeds half uitgestoken hand doen?
(aanhouden; verdagen; verschuiven); ; ; ;
procrastinate
;
shelve
;
🔗 Ik stel mijn oordeel uit.
(afsterven; wegsterven; versterven);
go extinct
;
become extinct
🔗 Hij stierf uit tegen het einde van het Krijt.
(afsterven);
🔗 Mede hierdoor wordt de orang‐oetan zelfs met uitsterven bedreigt.
(uitstappen);
exodus
🔗 Met klimmende ontzetting sloeg hij het uitstijgen van de heer Bommel en Tom Poes gade, en wrong zich de handen.
(schetsen)
outline
skizi
(uitgieten; uitschenken)
pour out
elverŝi
(slaken; uitbrengen; uitdrijven);
🔗 Dit duurde maar kort, want nu richtte de oude zich op en stiet een rauwe kreet uit.
emit
🔗 Dus toen zijn meester weer was opgestaan en zijn boze gedachten van het Demsterwold uitstraalde, liet hij Gollem in de steek.
(afstralen)
🔗 Een olielamp straalde een gele gloed uit.
(rekken; strekken; uitbreiden; uitsteken); ;
stretch out
🔗 Toen strekte Taurus een hand uit en greep de rand, trok zich op en werkte zich eroverheen.
(effenen; gladmaken; gladstrijken)
smooth
🔗 Intussen ziet hij de voorzitter zich mengen tussen de uitstromende reizigers, speurend naar iemand die er als een schrijver uitziet.
publicize
(rondstrooien; verstrooien)
strew
disŝuti
(uitzaaien)
disseminate
;
scatter
(tarten; trotseren; uitdagen);
defy
(provoceren; tarten; tergen; uitdagen)
defy
;
provoke
;
(aftekenen; beschrijven; tekenen; trekken)
(konterfeiten; portretteren)
(op de proef stellen; toetsen)
🔗 Soms heb ik echter het vermoeden dat hij die laatste snufjes op deze manier door ons laat uittesten.
(uittypen; overtikken)
type out
🔗 Ik heb alles zo netjes mogelijk op een schrijfmachine uitgetikt.
uittocht
(exodus)
emergence
;
(uitwijken)
emigrate
(rekken)
(bestemmen)
earmark
🔗 Als beginner moet u ongeveer een half uur tot één uur voor iedere training uittrekken.
(afdoen; afleggen; afzetten; uitdoen; uitkrijgen);
🔗 Hij trok zijn jas uit en legde die over een stoel.
(uitrukken)
wrest
(ontlokken; tappen; trekken; eruit trekken);
🔗 Toen zij eenmaal de kamer uit waren, sloegen ze haar bijna bewusteloos en trokken ze enkele van haar nagels uit.
(overtikken; uittikken)
type out
(afkondigen; verkondigen)
(afkondigen)
(uitvegen; uitwissen; wegvagen; wegvegen; wegwissen);
erase
;
wipe
; ;
go on the blink
🔗 Maar wat gebeurt er als de stroom uitvalt?
; ;
forgo
;
(afvallen)
(uitwissen; wegvagen);
(uitvlakken)
erase
;
uitverkocht
(op; uitgeput)
exhausted
invent
invent
(uitvegen)
erase
;
(exporteren)
🔗 In 2022 voerde Nederland voor bijna 1,5 miljard euro aan eieren uit.
(maken);
🔗 Het geheel was uitgevoerd in zwaar hout en het was duidelijk dat het te omvangrijk was voor heer Bommels venster.
(spelen);
enact
(opknappen; verrichten; vervullen; voltrekken);
🔗 Ik heb een opdracht en die kom ik uitvoeren.
(bewerkstelligen)
effect
;
🔗 U wilt het plan dus toch nog uitvoeren?
(maken; doen; uithalen; uitrichten; verrichten); ;
🔗 Wat heb je vandaag uitgevoerd?
spread out
(uithoren)
(aantasten; corroderen; uitbijten; wegvreten)
corrode
;
(ómspoelen; wassen)
🔗 Was de rubber onder de kraan uit.
;
be effective
;
have effect
;
impact
;
impinge
; ;
avail
;
be efficacious
; ;
have an effect
;
produce an effect
work out
; ;
elaborate
ellabori
bring about
(uitgooien)
throw out
exterminate
elsarki
(emigreren; uittrekken)
emigrate
🔗 De rebellen van de zelfverklaarde Volksrepubliek Doneck bevestigden het vertrek en zeggen dat zij zijn uitgeweken naar het nabijgelegen Kramatorsʹk.
(uitdrijven; verbannen)
expel
elpeli
🔗 Zweden verwacht tot 80.000 asielzoekers uit te wijzen van wie de aanvragen zijn afgewezen.
(laten zien; tonen; vertonen)
🔗 De Britse politie heeft bekendgemaakt dat de autopsie dit heeft uitgewezen, meldde de BBC maandagavond.
(sparen; uitsparen; oversparen; opzij leggen; opsparen)
(inruilen; inwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen)
interchange
; ;
🔗 Er werden geen groeten uitgewisseld.
sharing
🔗 Een 77‐jarige man uit Amsterdam is veroordeeld tot een celstraf van vier jaar, waarvan de helft voorwaardelijk, vanwege het maken, het bezit, uitwisselen en invoeren van kinderporno en voor ontucht met vier meisjes in Zuidoost‐Azië.
(uitvegen; wegvagen; wegvegen; wegwissen)
erase
;
wipe
; ;
🔗 Ik zal onze voetstappen nu uitwissen.
(uitrazen); ; ;
🔗 De storm was uitgewoed.
eltordi
🔗 Ik wrong een hemd van Henry uit en legde het in de mand.
(uitstrooien)
disseminate
🔗 Ik streef er dan ook naar om deze groente zo dun uit te zaaien dat verplanten niet nodig is.
propagation
🔗 Men verkrijgt meestal reeds in het jaar van het uitzaaien bloeiende planten.
(doorzakken; verzakken)
subfleksiĝi
prolapse
prolapsi
(omroepen);
disaŭdigi
🔗 Maar waarom wordt de voorstelling eigenlijk uitgezonden?
;
🔗 We dronken onze koffie buiten, met uitzicht op zee.
(gezicht);
mien
; ; ;
(vergezicht)
; ;
(uitkijken);
look for
; ; ;
go after
(dol; dolzinnig; gek; krankzinnig; waanzinnig)
🔗 Doch alleen de echo’s antwoordden hem op akelige wijze, zodat de beide zakenlieden in uitzinnige woede ontstaken.
(gek; waanzinnig);
🔗 De menigte ging uitzinnig te keer.
(kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken)
🔗 Zoek de duurste restaurants uit.
uitzuigen
aspirate
elsuĉi
most of
la plejparto de
🔗 Veruit de meeste managers waren het echter over eens dat hun adviseurs veel meer beloofden dan er werd waargemaakt.
waaruit
whereof
el kio

NederlandsEngels
uit done; for; forth; from; from among; in; in a spirit of; off; out; out of; over; through
daarmee is het uit that is flat; there’s an end of the matter
er eens helemaal uit willen zijn want to get away from it all
het is uit the engagement is off
het moet nu uit zijn met … … must stop
ik ben er een beetje uit my hand is out; I’m rather out of it
in en uit in and out
uit en te na thoroughly; over and over again
uit en ter na thoroughly; over and over again
uit en thuis out and home
uit zijn op be after; be out for; have one’s eye on
achteruit abaft; astern; back; backward; backwards; reverse; reverse gear; aft
daaruit thence; therefrom; out; out of it; from that
eruit from it; out of it; out
hieruit hence; from this
onderuit from below
rechtuit blunt; downright; forthright; square; straight; straight on; upstanding; frankly
uitademen breathe; exhale; respire; breathe out; expire
uitbaggeren dredge
uitbakenen peg out; mark out
uitbakken fry the fat out of; render the fat out of
uitbal ball out of play
uitbalanceren balance
uitbannen ban; exorcise; proscribe; banish; expel
uitbarsten break; break forth; burst; burst out; erupt; explode; outbreak; volley; break out
uitbaten conduct; run
uitbazuinen blaze forth; sound; trumpet; trumpet forth
uitbeelden personate; represent
uitbeitelen chisel; chisel out; carve
uitbenen bone; exploit
uitbesteden board out; boarding‐out; contract; farm out; place out; put out; put out to board; put out to nurse; put out to contract
uitbetalen disburse; hand over; pay; pay out; pay down
uitbijten corrode; bite out
uitblazen blow; blow out; breathe; puff; puff out; puff up
uitblijven hold off; keep off; stay out; stay away; stop out; not be forthcoming
uitblinken excel; shine
uitbloeden cease bleeding; bleed
uitbloeien cease blossoming
uitblussen extinguish; put out
uitboenen scrub out; scour out
uitboren bore; bore out; drill
uitborstelen brush
uitbotten bud; burgeon; effloresce; bud forth; put forth buds
uitbouwen build up; enlarge; extend
uitbraden fry the fat out of; render the fat out of
uitbraken belch; disgorge; regorge; regurgitate; vomit; vomit forth; vomit up; vomit out; belch forth
uitbranden burn; burn out; cauterization; cauterize; gut; sear; be burnt out
uitbreiden amplify; branch out; develop; enlarge; expand; extend; spread; increase
uitbreken balk; break; break loose; break out; burst out; declare oneself; erupt; eruption; outbreak; prison‐breaking
uitbrengen bring out; cast; ejaculate; emit; get out; launch; let out; pronounce; propose; record; release; return; utter; run out; disclose; divulge; reveal
uitbroeden brood; concoct; hatch; incubate
uitbrullen blare; howl; roar; roar out
uitbuigen bend out; bend outwards
uitbuiten exploit; make great play of; make play with; sweat; trade on; take advantage of
uitbulderen bellow forth; bellow out; roar; roar out
uitcijferen calculate; compute
uitclub visiting team
uitdampen evaporate; exhale; air
uitdelen deal; deal out; dish out; dispense; distribute; dole out; give out; hand out; parcel; parcel out; portion; present; serve out; share out; measure out; mete out
uitdelven dig out; dig up
uitdenken cogitate; contrive; devise; dream up; excogitate; excogitation; invent; think out; think up
uitdeuken bump out; flatten
uitdienen serve
uitdiepen deepen
uitdijen expand; swell
uitdoen douse; put out; extinguish; put off; take off; switch off
uitdokteren dope out; devise; work out; invent; excogitate
uitdossen array; attire; dight; dress up; enrobe; equip; garb; prank; prank out; prank up; robe; tog; tire; trick out; trick up
uitdoven extinguish; put out; quench; go out
uitdraaien turn off; turn out; switch off; print out
uitdragen carry out; propagate
uitdrijven cast out; exorcise; expel; extrude; ferret out; drive out
uitdringen push out; crowd out
uitdrinken drain; drink; drink up; finish; finish off; finish up; drink off; empty
uitdrogen desiccate; dry; dry out; exsiccate; dry up; become dry
uitdruipen drain; drip; drip dry
uitdrukken convey; couch; enounce; enunciate; express; phrase; press; put; register; speak; utter; stub out; squeeze out; press out
uitduiden point out; show
uitdunnen thin; thin out
uitduwen push out; shove out
uiteinde bob; butt‐end; end; ending; extreme; extremity; heel; tail; tail‐end
uiten emit; enounce; enunciate; express; give mouth to; let out; utter; vent; give voice to; voice; give utterance to
uiteten finish eating
uitfluiten catcall; give the bird; hiss; hiss at; hiss down
uitfoeteren bawl out
uitgalmen mouth; sing out; bawl out
uitgieten diffuse; effuse; outpour; pour; pour forth; teem; pour out
uitgillen squeal; scream out; shrill; shrill out
uitglijden lose one’s footing; miss one’s footing; slip; slide
uitgommen erase; rub out
uitgooien shoot; whip off; throw out; throw off
uitgraven dig out; dig up; excavate; grub; grub up; mine; quarry; disinter; deepen
uitgummen erase; rub out
uithaal hard shot; sizzler; sustained note
uithakken cut out; hew out
uithebben have finished
uithelpen help out
uithoek nook; remote corner; out‐of‐the‐way corner
uithoesten expectorate; cough up
uithollen cave; dig out; dig up; erode; excavate; gully; hollow; hollow out; scoop out; scoop; undermine
uithongeren famish; hunger; reduce by famine; starve; starve to death; starve out
uithoren draw; draw out; pump; sound; sound out; tap
uithouden abide; endure; suffer; sustain; stand; support; hold out; bear
uithouwen hew; sculpture; carve
uithuwelijken marry away; give in marriage; marry off
uithuwen marry
uitjouwen barrack; boo; halloo; hoot; hoot at
uitjubelen sing out
uitkafferen fly out at; rage at
uitkammen comb out; search
uitkeren pay
uitkienen devise; work out; invent
uitkiezen choose; pick; pick out; select; single out
uitkijken look out; watch; be on the lookout
uitklappen fold out
uitklaren clear
uitkleden peel off; rip off; strip; undress; unrobe; strip of his possessions
uitkloppen beat; beat out; knock out
uitknijpen decamp; squeeze; press out; squeeze out
uitknippen cut out; flick off; switch off
uitknobbelen think out; puzzle out
uitknobelen think out; puzzle out
uitkoken blanch; boil; scald
uitkomen bud; burgeon; come; come out; come right; come to be realized; come true; debouch; emerge; hatch; issue; lead; show; come out of the shell; turn out; compete; suit; stand out; be brought to light; become known; appear; be published; work out; make ends meet; make both ends meet
uitkopen buy out; purchase out; buy off
uitkotsen throw up
uitkrabben scrape out; scratch out
uitkramen rave
uitkrijgen get off; get through
uitkristalliseren crystallize out; crystallize
uitkunnen be able to get out; come off; manage with; make do with
uitlachen deride; laugh at; laugh one’s fill
uitladen detrain; unload; discharge
uitleggen comment; construe; explain; explicate; gloss; interpret; lay out; let out; put out; read; extend
uitleiden expel; conduct across the frontier
uitlekken come out; drain; filter out; filter through; get out; leak out; leakage; ooze out; percolate; strain; strain out; transpire; trickle out
uitlenen lend; loan; put out to loan; lend out
uitleveren deliver; extradite; give over; render up; surrender; turn over
uitlezen finish; read out; read through; read through to the end; finish reading; pick out; select
uitlichten lift out
uitlijnen line
uitlikken lick out
uitlogen leach; lixiviate; steep in lye
uitlokken be provocative of; call forth; court; elicit; invite; provoke; ask for; evoke
uitloodsen pilot out
uitlopen bleed; bolt; burgeon; come out; eventuate; flush; leaf; result; sprout; sprout up; terminate; turn out; run out; go out; put out to sea; put out to sail; run; take the lead; get ahead; gain; run easy; leave one’s goal; be drawn out; run into; bud; shoot
uitloten draw; draw out
uitloven offer; promise
uitluiden ring out
uitmaken account for; ascertain; compose; comprise; constitute; form; settle; finish; break off; put out; decide; make up
uitmalen drain; extract
uitmelken strip; exhaust; milk; bleed
uitmergelen wear out; exhaust
uitmesten muck out; clean out
uitmeten measure; measure out
uitmiddelpuntig eccentric
uitmikken time; hit; hit upon
uitmonden debouch; disembogue; disgorge itself; flow; empty; lead; open; end; result
uitmonsteren face; fit out; rig out
uitmoorden massacre
uitnemen take out
uitnoden invite
uitoefenen bear; carry on; exercise; exert; follow; offer; ply; practise; profess; pursue; wield; bring to bear
uitpakken pan out; unpack; single out; uncase; unwrap; undo; work out; entertain
uitpersen crush; crush out; express; extrude; press; squeeze out; squeeze; press out
uitpeuteren pick; pick out
uitpikken pick off; pick out; peck out; select; single out
uitplanten bed out; plant out; put out
uitpluizen canvass; pick; pick out; sift; sift out
uitplunderen despoil; loot; plunder; pillage; ransack; sack
uitplussen puzzle out; work out
uitpompen pump; pump out
uitpoten prick off; plant; set
uitpraten finish talking
uitprinten print out
uitproberen try for size; try; try out; test
uitproesten snort out
uitpuffen catch one’s breath
uitpuilen bulge; goggle; protrude; protrusion
uitputten blow; deplete; do up; drag down; exhaust; fag; fag out; impoverish; knock out; knock up; overwork; prostrate; sterilize; run down; shatter; wear down; wear out
uitpuzzelen puzzle out
uitrafelen fray out; ravel; unravel; ravel out
uitraken be off; be broken; come to an end
uitrangeren shelve; shunt
uitrazen have one’s fling; spend itself; rage itself out; vent one’s fury; sow one’s wild oats
uitreiken deliver; hand over; distribute; give; issue; present
uitrekenen figure out; reckon up; calculate; compute; work out
uitrekken distend; draw; elongate; extend; stretch; strain; stretch out
uitrichten do
uitrijden ride out; drive out
uitrijstrook exit lane; deceleration lane
uitrijzen rise
uitrit exit; way out
uitroeien averruncate; blot; blot out; deracinate; eradicate; exterminate; extinguish; extirpate; extirpation; kill off; pluck up; uproot; stamp out; root out; weed; weed out; wipe out
uitroep ejaculation; exclamation; interjection; shout; cry
uitroepen acclaim; call; call out; cry; cry out; declare; ejaculate; exclaim; interject; shout; shout out
uitroken smoke; smoke out; fumigate; finish
uitrollen roll out; unroll
uitrukken march out; pluck up; tear out; turn out; turnout; pull out; tear; march; march out of
uitrusten accoutre; appoint; equip; fit; fit out; fit up; furnish; gear; gird; kit; kit out; kit up; repose; rest; rest oneself; rest up; rig; set up; take rest
uitschakelen count out; cut out; eliminate; incapacitate; rule out; switch off
uitscheiden discontinuance; discontinuation; egest; excrete; finish; quit; stop; leave off
uitschelden abuse; ballyrag; call names; miscall; rate; slang; vituperate; vituperation
uitschenken decant; pour; pour out
uitscheppen ladle out; scoop; bail out; scoop out
uitscheuren tear out; tear
uitschieten eject; pop out; shoot; shoot out; throw out; whip off; slip
uitschiften sift; sift out
uitschilderen paint; portray
uitschrabben scrape out
uitschrappen cancel; delete; erase; scrape out
uitschreeuwen cry out
uitschrijven draw out; make out; write; write out
uitschudden shake; shake out; turn over; strip to the skin
uitschuiven push out; draw out
uitschulpen pink; scallop
uitschuren scour; scour out; wear out
uitslaan beat out; blaze out; blaze up; break out; deflect; effloresce; rave; spread; shake; shake out; strike out; drive out; knock out; hammer; beat; unfold; throw out; put forth; stretch; sweat; grow mouldy
uitslapen lie in; lie‐in; sleep in; sleep late; have one’s sleep out
uitsliepen jeer at
uitslijpen erode; grind out; wear out
uitslijten wear away; wear off; wear out
uitsmeren spread
uitsnijden carve; cut; cut out; excise; exscind; fret; sculpture
uitsnikken sob; sob out; sob till one is calmed down
uitspannen outspan; unharness; unhitch; stretch; unyoke; stretch out; extend; spread; take out
uitsparen save; economize; leave blank; leave free
uitspelen catch out; play; play out
uitspinnen spin; spin out
uitspoelen sluice; flush out; rinse away; wash; rinse; rinse out; wash away
uitspoken be up to
uitspreiden expand; fling out; spread out; unfold; unfurl; spread; stretch
uitspringen jut; jut forth; jut out; project; protuberate; stand out
uitspruiten sprout; sprout up; shoot
uitspugen spit out
uitspuwen disembogue; regorge; spew; spit out; squirt; vomit; vomit forth; vomit up; vomit out
uitstaan abide; bear; flare; flare out; outstand; suffer; stand out; stand; endure; put out at interest
uitstallen display; expose; pitch; set out; expose for sale
uitstamelen stammer; stammer out
uitstedig absent from town; out of town
uitsteken advance; extend; gouge; gouge out; hold out; jut; jut forth; jut out; outstand; overhang; project; prominence; prominency; protrude; protrusion; put forth; put out; reach out; stand out; stick out; run out; shoot out; stretch; tower; stretch out
uitstellen adjourn; defer; delay; hold off; hold over; post off; postpone; procrastinate; prorogue; put off; remit; retard; shelve
uitsterven die; die out; go extinct; become extinct
uitstijgen alight; get out
uitstippelen outline; trace out; lay down
uitstoelen stool
uitstomen dry‐cleaning; dry‐clean
uitstorten diffuse; disburden; disembogue; effuse; ejaculate; emit; extravasate; outpour; pour; pour forth; pour out
uitstoten drum out; extrude; rip out; volley; thrust out; expel; utter
uitstralen beam; beam forth; effuse; emit; eradiate; exude; radiate; ray; ray out
uitstrekken extend; reach; stretch; stretch forth; stretch out; reach out
uitstrijken spread; smooth; cross out; take a swab
uitstromen emanate; gush; issue; issue forth; issue out; flow out; stream forth; gush out; escape; pass out
uitstrooien disseminate; hawk; put out; snow; sow; strew; spread; scatter; put about
uitstuffen erase; rub out
uitstulpen bulge; protrude; budge
uitsturen send; send out
uittanden indent; tooth; jag
uittarten defy; challenge; provoke
uittekenen draw; delineate; portray; picture
uittellen count out
uitteren consume; emaciate; waste away; pine away; waste
uittikken type out; type up
uittocht decampment; exodus
uittrap goal‐kick
uittrappen tread out; stamp out; kick off; kick out; put out of play
uittrekken abstract; allow; draw; draw out; earmark; extirpate; extirpation; extract; get off; go out; pull off; pull out; put off; remove; strip off; take off; set aside; march out; set out; set forth; move out
uittrompetten trumpet forth
uittypen type out; type up
uitvaardigen emit; issue; promulgate; put forth; enact
uitvallen come off; drop out; fail; failure; fall; fall out; go; go down; hit out; make a sally; make a pass; lunge; lash out; fly out; cut up rough; turn out
uitvechten fight
uitvegen efface; rub out; sweep out; wipe out
uitventen hawk about
uitverdedigen play it out
uitvergroten enlarge; blow up
uitverkiezing predestination
uitverkocht all issued; exhausted; sold out; out of print; out of stock
uitverkoop clearance sale; sales; selling‐off; sale
uitverkopen sell off; clear
uitvertellen tell to the end
uitveteren scold; rate; fly out at
uitvieren veer out; pay out; nurse
uitvinden invent; find out
uitvissen ferret out; find out; fish out; nose out
uitvlakken blot; blot out; wipe out; rub out
uitvliegen fly out
uitvloeien fade out; flow out
uitvloeken bedevil; curse; damn; swear at
uitvoeren carry out; do; effect; effectuate; enforce; execute; export; fill; follow through; get up; implement; output; perform; put through; carry into effect; put into effect
uitvogelen dope out
uitvorsen smell out; hammer out; spell out; spy out; search out; thrash out; find out; ferret out
uitvouwen fold out; open out
uitvragen question; catechize; pump
uitvreten eat out; corrode; sponge on; freeload on; be up to; do
uitvullen justify; pad; space evenly
uitwaaien blow out; be blown out
uitwaaieren fan; fan out; spread; unfold
uitwasemen evaporate; exhale; perspire; transpire
uitwassen wash; wash out
uitwateren discharge itself
uitwedstrijd away game; away match
uitweg bolt‐hole; escapement; expedient; issue; let‐out; loophole; outfall; outlet; vent; way out; escape; answer; solution
uitwegen weigh out
uitwerken effect; flesh out; hammer out; transcribe; work out; develop; elaborate; bring about; wear off
uitwerpen cast; cast out; deliver; drop; eject; extrude; reject; shoot; shoot out; throw out; vomit
uitwieden averruncate; weed out
uitwijken dodge; emigrate; expatriate; sheer; turn aside; make way; make room; pull out; go into exile; leave one’s country
uitwijzen show; decide; expel
uitwinnen save
uitwippen nip out
uitwisselen bandy; exchange; interchange; reciprocate; swap
uitwissen blot out; deface; efface; erase; expunge; obliterate; remove; wipe; sponge; sponge down; sponge over; rub out; wash away; wipe out
uitwoeden spend itself
uitwonen let go to ruin
uitworp throw; throw out
uitwrijven rub out
uitwringen wring; wring out
uitwuiven wave goodbye
uitzaaien disseminate; sow
uitzagen fret; saw out
uitzakken bulge; prolapse; sag
uitzeilen set sail; sail; sail out
uitzenden broadcast; broadcasting; detach; dispatch; effuse; emit; put out; transmit; send; send forth; send out; televise; air
uitzicht aspect; expectance; expectancy; lookout; outlook; perspective; prospect; view; hope
uitzieken nurse one’s illness
uitzien look out
uitziften comb out; garble; sift; sift out; thrash out
uitzingen sing out; sing to the end
uitzinnig delirious; demented; spare; beside oneself; distracted; mad; frantic
uitzitten sit out; sit through
uitzoeken assort; cull; pick; sort; sort out; have a sort‐out; select; look out
uitzonderen except
uitzoomen zoom out
uitzuigen sweat; suck; suck out; extort money from
uitzwaaien wave goodbye; see off
uitzwavelen fumigate
uitzwermen swarm off; disperse
uitzweten exude; ooze; perspire; transpire; sweat; ooze out; sweat out
veruit by far
waaruit whence; from which