Synoniemen: afladen, lossen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) laad uit | (ik) laadde uit |
(jij) laadt uit | (jij) laadde uit |
(hij) laadt uit | (hij) laadde uit |
(wij) laden uit | (wij) laadden uit |
(jullie) laden uit | (jullie) laadden uit |
(gij) laadt uit | (gij) laaddet uit |
(zij) laden uit | (zij) laadden uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitlade | (dat ik) uitlaadde |
(dat jij) uitlade | (dat jij) uitlaadde |
(dat hij) uitlade | (dat hij) uitlaadde |
(dat wij) uitladen | (dat wij) uitlaadden |
(dat jullie) uitladen | (dat jullie) uitlaadden |
(dat gij) uitladet | (dat gij) uitlaaddet |
(dat zij) uitladen | (dat zij) uitlaadden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
laad uit | laadt uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitladend, uitladende | (hebben) uitgeladen |