Informatie over het woord uitvouwen (Nederlands → Esperanto: malfaldi)

Synoniemen: ontvouwen, openvouwen, opzetten

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vouw uit(ik) vouwde uit
(jij) vouwt uit(jij) vouwde uit
(hij) vouwt uit(hij) vouwde uit
(wij) vouwen uit(wij) vouwden uit
(jullie) vouwen uit(jullie) vouwden uit
(gij) vouwt uit(gij) vouwdet uit
(zij) vouwen uit(zij) vouwden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitvouwe(dat ik) uitvouwde
(dat jij) uitvouwe(dat jij) uitvouwde
(dat hij) uitvouwe(dat hij) uitvouwde
(dat wij) uitvouwen(dat wij) uitvouwden
(dat jullie) uitvouwen(dat jullie) uitvouwden
(dat gij) uitvouwet(dat gij) uitvouwdet
(dat zij) uitvouwen(dat zij) uitvouwden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vouw uitvouwt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitvouwend, uitvouwende(hebben) uitgevouwen

Vertalingen

Deenssprede
Duitsentfalten; ausbreiten; aufschlagen; aufkrempeln; auffalten
Engelsspread out
Esperantomalfaldi; disfaldi
Fransdéployer
Portugeesdesdobrar; desfraldar
Saterfriesäntfooldje