Synoniemen: verschaffen, verstrekken, fourneren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈœy̯trɛi̯kə(n)/ |
---|
Afbreking | uit·rei·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) reik uit | (ik) reikte uit |
(jij) reikt uit | (jij) reikte uit |
(hij) reikt uit | (hij) reikte uit |
(wij) reiken uit | (wij) reikten uit |
(jullie) reiken uit | (jullie) reikten uit |
(gij) reikt uit | (gij) reiktet uit |
(zij) reiken uit | (zij) reikten uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitreike | (dat ik) uitreikte |
(dat jij) uitreike | (dat jij) uitreikte |
(dat hij) uitreike | (dat hij) uitreikte |
(dat wij) uitreiken | (dat wij) uitreikten |
(dat jullie) uitreiken | (dat jullie) uitreikten |
(dat gij) uitreiket | (dat gij) uitreiktet |
(dat zij) uitreiken | (dat zij) uitreikten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
reik uit | reikt uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitreikend, uitreikende | (hebben) uitgereikt |