Synoniem: wegblijven
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈœy̯dblɛi̯və(n)/ |
Afbreking | uit·blij·ven |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) blijf uit | (ik) bleef uit |
(jij) blijft uit | (jij) bleef uit |
(hij) blijft uit | (hij) bleef uit |
(wij) blijven uit | (wij) bleven uit |
(jullie) blijven uit | (jullie) bleven uit |
(gij) blijft uit | (gij) bleeft uit |
(zij) blijven uit | (zij) bleven uit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) uitblijve | (dat ik) uitbleve |
(dat jij) uitblijve | (dat jij) uitbleve |
(dat hij) uitblijve | (dat hij) uitbleve |
(dat wij) uitblijven | (dat wij) uitbleven |
(dat jullie) uitblijven | (dat jullie) uitbleven |
(dat gij) uitblijvet | (dat gij) uitblevet |
(dat zij) uitblijven | (dat zij) uitbleven |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
uitblijvend, uitblijvende | (zijn) uitgebleven |
Engels | keep off |
---|---|
Esperanto | forrestadi |