Synoniemen: banen, effenen, gladstrijken, uitstrijken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɣlɑtmakə(n)/ |
---|
Afbreking | glad·ma·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) maak glad | (ik) maakte glad |
(jij) maakt glad | (jij) maakte glad |
(hij) maakt glad | (hij) maakte glad |
(wij) maken glad | (wij) maakten glad |
(jullie) maken glad | (jullie) maakten glad |
(gij) maakt glad | (gij) maaktet glad |
(zij) maken glad | (zij) maakten glad |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) gladmake | (dat ik) gladmaakte |
(dat jij) gladmake | (dat jij) gladmaakte |
(dat hij) gladmake | (dat hij) gladmaakte |
(dat wij) gladmaken | (dat wij) gladmaakten |
(dat jullie) gladmaken | (dat jullie) gladmaakten |
(dat gij) gladmaket | (dat gij) gladmaaktet |
(dat zij) gladmaken | (dat zij) gladmaakten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
maak glad | maakt glad |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
gladmakend, gladmakende | (hebben) gladgemaakt |