Synoniemen: oprekken, uitbreiden, uitleggen, verruimen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verwijd | (ik) verwijdde |
(jij) verwijdt | (jij) verwijdde |
(hij) verwijdt | (hij) verwijdde |
(wij) verwijden | (wij) verwijdden |
(jullie) verwijden | (jullie) verwijdden |
(gij) verwijdt | (gij) verwijddet |
(zij) verwijden | (zij) verwijdden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verwijde | (dat ik) verwijdde |
(dat jij) verwijde | (dat jij) verwijdde |
(dat hij) verwijde | (dat hij) verwijdde |
(dat wij) verwijden | (dat wij) verwijdden |
(dat jullie) verwijden | (dat jullie) verwijdden |
(dat gij) verwijdet | (dat gij) verwijddet |
(dat zij) verwijden | (dat zij) verwijdden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verwijd | verwijdt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verwijdend, verwijdende | (hebben) verwijd |