Synoniemen: bedenken, bekokstoven, uitdenken, verzinnen, uitdokteren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈœy̯tkinə(n)/ |
---|
Afbreking | uit·kie·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) kien uit | (ik) kiende uit |
(jij) kient uit | (jij) kiende uit |
(hij) kient uit | (hij) kiende uit |
(wij) kienen uit | (wij) kienden uit |
(jullie) kienen uit | (jullie) kienden uit |
(gij) kient uit | (gij) kiendet uit |
(zij) kienen uit | (zij) kienden uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitkiene | (dat ik) uitkiende |
(dat jij) uitkiene | (dat jij) uitkiende |
(dat hij) uitkiene | (dat hij) uitkiende |
(dat wij) uitkienen | (dat wij) uitkienden |
(dat jullie) uitkienen | (dat jullie) uitkienden |
(dat gij) uitkienet | (dat gij) uitkiendet |
(dat zij) uitkienen | (dat zij) uitkienden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
kien uit | kient uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitkienend, uitkienende | (hebben) uitgekiend |