Informatie over het woord uitkammen (Nederlands → Esperanto: rasti)

Synoniemen: aanharken, harken, opharken, rijven

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kam uit(ik) kamde uit
(jij) kamt uit(jij) kamde uit
(hij) kamt uit(hij) kamde uit
(wij) kammen uit(wij) kamden uit
(jullie) kammen uit(jullie) kamden uit
(gij) kamt uit(gij) kamdet uit
(zij) kammen uit(zij) kamden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitkamme(dat ik) uitkamde
(dat jij) uitkamme(dat jij) uitkamde
(dat hij) uitkamme(dat hij) uitkamde
(dat wij) uitkammen(dat wij) uitkamden
(dat jullie) uitkammen(dat jullie) uitkamden
(dat gij) uitkammet(dat gij) uitkamdet
(dat zij) uitkammen(dat zij) uitkamden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kam uitkamt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitkammend, uitkammende(hebben) uitgekamd

Vertalingen

Duitsharken
Engelsrake
Esperantorasti
Faeröersraka saman
Finsharavoida
Fransrâteler
IJslandsraka
Portugeesjuntar; limpar
Russischгрести
SaterfriesRieuwe; Tooge
Spaansrastrillar
Tsjechischhrabat
Westerlauwers Friesklauje
Zweedskratta; räfsa