Informatie over het woord uithuwen (Nederlands → Esperanto: edzinigi)

Synoniemen: in de echt verbinden, trouwen, uithuwelijken, tot vrouw nemen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tɦyʋə(n)/
Afbrekinguit·hu·wen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) huw uit(ik) huwde uit
(jij) huwt uit(jij) huwde uit
(hij) huwt uit(hij) huwde uit
(wij) huwen uit(wij) huwden uit
(jullie) huwen uit(jullie) huwden uit
(gij) huwt uit(gij) huwdet uit
(zij) huwen uit(zij) huwden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uithuwe(dat ik) uithuwde
(dat jij) uithuwe(dat jij) uithuwde
(dat hij) uithuwe(dat hij) uithuwde
(dat wij) uithuwen(dat wij) uithuwden
(dat jullie) uithuwen(dat jullie) uithuwden
(dat gij) uithuwet(dat gij) uithuwdet
(dat zij) uithuwen(dat zij) uithuwden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
huw uithuwt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uithuwend, uithuwende(hebben) uitgehuwd

Voorbeelden van gebruik

Gij dienaren, spoedt u naar alle windrichtingen en verkondig dat ik de prinses zal uithuwen aan de markies van Carabas.

Vertalingen

Afrikaanstrou
Duitszur Ehefrau machen; verheiraten
Engelsmarry
Esperantoedzinigi
Luxemburgsbestueden
Poolswydać za mąż
Portugeescasar
Saterfrieshilkje; sik ferhilkje
Spaanscasar
Tsjechischoženit se; provdat se; vdát se