Informatie over het woord opsparen (Nederlands → Esperanto: ŝpari)

Synoniemen: bezuinigen, sparen, uitsparen, uitwinnen, uitzuinigen, oversparen, opzij leggen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpspaːrə(n)/
Afbrekingop·spa·ren

Voorbeelden van gebruik

Nu was het alsof alle tegenslag die hij al die jaren niet had gekend, was opgespaard en in één klap betaald moest worden met de rente over zestien jaren.

Vertalingen

Afrikaansspaar; opspaar
Catalaansestalviar
Deensspare
Duitserübrigen; sparen; ersparen
Engelssave; save up
Esperantoŝpari
Faeröersspara
Finssäästää
Franséconomiser; épargner
Papiamentsspar; faha bariga; faha barika
Poolsoszczędzać
Portugeeseconomizar; poupar
Russischберечь; щадить
Saterfriesferuurigje; spoarje
Spaansahorrar; economizar
Tsjechischspořit; šetřit; uspořit; ušetřit
Zweedsspara