Informatie over het woord uitstrijken (Nederlands → Esperanto: glatigi)

Synoniemen: banen, effenen, gladmaken, gladstrijken

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) strijk uit(ik) streek uit
(jij) strijkt uit(jij) streek uit
(hij) strijkt uit(hij) streek uit
(wij) strijken uit(wij) streken uit
(jullie) strijken uit(jullie) streken uit
(gij) strijkt uit(gij) streekt uit
(zij) strijken uit(zij) streken uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitstrijke(dat ik) uitstreke
(dat jij) uitstrijke(dat jij) uitstreke
(dat hij) uitstrijke(dat hij) uitstreke
(dat wij) uitstrijken(dat wij) uitstreken
(dat jullie) uitstrijken(dat jullie) uitstreken
(dat gij) uitstrijket(dat gij) uitstreket
(dat zij) uitstrijken(dat zij) uitstreken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
strijk uitstrijkt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitstrijkend, uitstrijkende(hebben) uitgestreken

Vertalingen

Duitsglätten; glattmachen; schlichten
Engelssmooth
Esperantoglatigi
Portugeesalisar; polir
Saterfriesgläädje; sliepe