Informatie over het woord slaken (Nederlands → Esperanto: eligi)

Synoniemen: ontlokken, uitbrengen, uitdrijven, uithalen, uitstoten, lozen, luchten, peuren, lucht geven aan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈslakə(n)/
Afbrekingsla·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slaak(ik) slaakte
(jij) slaakt(jij) slaakte
(hij) slaakt(hij) slaakte
(wij) slaken(wij) slaakten
(jullie) slaken(jullie) slaakten
(gij) slaakt(gij) slaaktet
(zij) slaken(zij) slaakten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) slake(dat ik) slaakte
(dat jij) slake(dat jij) slaakte
(dat hij) slake(dat hij) slaakte
(dat wij) slaken(dat wij) slaakten
(dat jullie) slaken(dat jullie) slaakten
(dat gij) slaket(dat gij) slaaktet
(dat zij) slaken(dat zij) slaakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
slaakslaakt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
slakend, slakende(hebben) geslaakt

Voorbeelden van gebruik

Nu slaakte de oude een ongeduldige uitroep.
Mowgli, die over het gehele lichaam trilde van woede en haat, had nog niet de tijd gehad om een zucht van verlichting te slaken, of de plaats waar de olifanten hadden gestaan, was leeg.

Vertalingen

Afrikaansslaak; uiter
Duitsausschließen; aussondern; heraustun; herausschaffen; ausstoßen
Engelsutter
Esperantoeligi
Fransrépandre
Poolswydobyć
Saterfriesuuterje; uutsluute; uutsunnerje
Swahili‐toa