Synoniemen: aan de rol zijn, boemelen, brassen, slempen, zwijnen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) spat uit | (ik) spatte uit |
(jij) spat uit | (jij) spatte uit |
(hij) spat uit | (hij) spatte uit |
(wij) spatten uit | (wij) spatten uit |
(jullie) spatten uit | (jullie) spatten uit |
(gij) spat uit | (gij) spattet uit |
(zij) spatten uit | (zij) spatten uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitspatte | (dat ik) uitspatte |
(dat jij) uitspatte | (dat jij) uitspatte |
(dat hij) uitspatte | (dat hij) uitspatte |
(dat wij) uitspatten | (dat wij) uitspatten |
(dat jullie) uitspatten | (dat jullie) uitspatten |
(dat gij) uitspattet | (dat gij) uitspattet |
(dat zij) uitspatten | (dat zij) uitspatten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
spat uit | spat uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitspattend, uitspattende | (hebben) uitgespat |