Informatie over het woord uitbrengen (Nederlands → Esperanto: doni)

Synoniemen: aangeven, verlenen, geven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯̯dbrɛŋə(n)/
Afbrekinguit·bren·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) breng uit(ik) bracht uit
(jij) brengt uit(jij) bracht uit
(hij) brengt uit(hij) bracht uit
(wij) brengen uit(wij) brachten uit
(jullie) brengen uit(jullie) brachten uit
(gij) brengt uit(gij) brachtet uit
(zij) brengen uit(zij) brachten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitbrenge(dat ik) uitbrachte
(dat jij) uitbrenge(dat jij) uitbrachte
(dat hij) uitbrenge(dat hij) uitbrachte
(dat wij) uitbrengen(dat wij) uitbrachten
(dat jullie) uitbrengen(dat jullie) uitbrachten
(dat gij) uitbrenget(dat gij) uitbrachtet
(dat zij) uitbrengen(dat zij) uitbrachten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
breng uitbrengt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitbrengend, uitbrengende(hebben) uitgebracht

Voorbeelden van gebruik

Mag een kiezer zijn stem uitbrengen met een verlopen identiteitsbewijs?
Commissaris Bas had zijn dagelijks rapport aan de burgemeester uitgebracht, en hij wilde juist vertrekken, toen de magistraat hem staande hield.

Vertalingen

Afrikaansgee; verleen
Engelscast
Esperantodoni
Nederduitsgeaven
Papiamentsduna
Westerlauwers Friesjaan