Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord show
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(demonstrate; manifest) | laten blijken | manifesti |
(demonstrate; display; indicate; manifest; point out; exhibit) | laten zien ; ; ; | |
🔗 Type in the code as shown. | ||
(display; displaying; performance; spectacle) | ||
(intro; introduction; presentation; rendition; performance) | ; ; | |
(amusement; distraction; diversion; divertissement; recreation) | ; verstrooiing ; | |
(bring; channel; conduct; drive; guide; lead; wage; usher) | ; ; ; | |
🔗 He will show you to your rooms. | ||
(sign) | tentoonspreiding ; | |
🔗 Mr. Macron and Ms. von der Leyen’s show of unity is also an attempt to put paid to any Chinese hopes of exploiting differences within Europe. | ||
; ; | ||
🔗 A preposition, then, is a word which connects words and shows the relation between them. | ||
boss the show (call the tune; rule the roost; run the show) | teni la bridojn | |
run the show (boss the show; call the tune; rule the roost) | teni la bridojn | |
sex show | ; | |
show off (strut; strut around) | pavi | |
show off (act wise; split hairs) | saĝumi | |
show window | ; uitstalraam ; winkelraam | |
showcase | ||
showcase (demonstrate; display; exhibit; expose) | ||
shower | ||
shower (shower‐bath) | ||
(take a shower) | ||
🔗 Jubal showered and ate breakfast. | ||
shower (shed; spill) | disverŝi | |
shower (strew) | ; ; | disŝuti |
shower | ; | |
shower | ||
showy (affected; artificial; prim; stilted) | ; ; ; | |
showy (affected) | ; ; ; ; | |
showy | elmontrema | |
showy (spectacular) | spektakla | |
showy (flamboyant) | paradema | |
sideshow (accessory matter; side‐issue) |
Engels | Nederlands |
---|---|
show | aan de dag leggen; aanduiden; aantonen; aanwijzen; afdraaien; betonen; betoon; bewijzen; blijk geven van; demonstreren; draaien; exposeren; expositie; komedie; laten blijken; laten zien; lijken; onderneming; ontplooien; optocht; parade; praalvertoon; pralerij; pronk; pronkerij; schijn; show; showen; spul; tentoonspreiding; tentoonstellen; tentoonstelling; te zien zijn; toneelvoorstelling; tonen; uitduiden; uitkomen; uitwijzen; verraden; vertonen; vertoning; vertoon; voor de dag komen; voordoen; voorstelling; wijzen; zaak; zaakje; zich vertonen |
all over the show | overal |
boss the show | de lakens uitdelen |
by a show of hands | bij handopsteken; door handopsteken |
by show of hands | bij handopsteken; door handopsteken |
chat show | praatprogramma; talkshow |
cinema show | bioscoopvoorstelling |
dress show | modeshow |
fashion show | modeshow |
film show | bioscoopvoorstelling |
for show | voor de schijn; voor het oog |
give away the show | de boel verklappen |
good show! | bravo! |
horse show | concours hippique; paardententoonstelling |
horticultural show | tuinbouwtentoonstelling |
light show | lichtshow |
make a fine show | kranig voor de dag komen; vertoon maken |
make a show | vertoon maken |
make a show of | goed laten merken dat; pronken met; te kijk lopen met |
make no show of | geen aanstalten maken om te; niet te koop lopen met |
make some show of … | voor de schijn een teken van … vertonen |
motor show | autotentoonstelling |
movie show | bioscoopvoorstelling |
on a show of hands | door handopsteken |
on show | te bezichtigen; te zien; uitgestald |
on show of hands | door handopsteken |
poultry show | pluimveetentoonstelling |
Punch‐and‐Judy show | poppenkast |
puppet show | marionettenspel; marionettentheater; poppenkast; poppenspel |
put up a fine show | heel wat lijken |
put up a poor show | een armzalig figuur slaan |
run the show | de baas zijn; de dienst uitmaken; de lakens uitdelen |
sex show | pornoshow; seksshow |
show against | uitkomen tegen |
show a leg | uit bed komen |
show business | showbusiness |
show house | modelwoning |
show in | binnenlaten |
show jumper | springruiter |
show jumping | springconcours |
show no sign of …ing | geen aanstalten maken om |
show off | afficheren; beter doen uitkomen; de grote heer uithangen; doen uitkomen; geuren met; paraderen; poseren; pralen met; pronken; pronken met; te koop lopen met; vertoon maken met; zich aanstellen; zich uitsloven |
show oneself | voor de dag komen; zich betonen; zich tonen; zich vertonen |
show oneself a … | zich doen kennen als … |
show out | uitlaten |
show round | rondleiden door |
show somebody in | iemand binnen laten komen |
show somebody out | iemand uitgeleide doen |
show somebody over the place | iemand rondleiden |
show somebody the door | iemand de deur wijzen |
show through | doorschemeren; doorschijnen; erdoorheen schijnen |
show trial | showproces |
show up | aan de kaak stellen; aan het licht brengen; boven laten komen; in verlegenheid brengen; komen aankakken; ontmaskeren; te voorschijn komen; voor gek zetten; zich vertonen |
show up badly | een slecht figuur slaan |
show window | etalage; uitstalraam; vitrine; winkelraam |
steal the show | het glansrijk winnen; met het succes strijken |
talk show | praatshow; talkshow |
the whole show | de hele boel; de hele rataplan |
time will show | de tijd zal het leren |
to show for | als resultaat van |
under the show of | onder de schijn van; onder het masker van; onder het mom van |
waxwork show | panopticum; wassenbeeldenmuseum |
dogshow | hondententoonstelling |
flower‐show | bloemententoonstelling |
peepshow | kijkdoos; kijkkast; peepshow; rarekiek |
raree‐show | kijkdoos; kijkkast; rarekiek |
show‐bill | aanplakbiljet |
showcard | reclameplaatje |
showcase | uitstalkast; uitstalraam; vitrine |
show‐day | kijkdag |
shower | begieten; bui; douche; douchen; neer doen komen; neerkomen; neerstromen; regen; regenbui; stortbui; stortvloed; stroom; vertoner; vlaag |
show‐flat | modelflat |
show‐girl | figurante; showgirl |
showing | aanwijzing; bewijs; demonstratie; figuur; tonen; vertoning; voorstelling |
showman | foorkramer; kermisgast; showman; spullebaas |
show‐off | branieschopper; opschepper; uitslover |
showpiece | kijkspel; paradepaard; pronkstuk; spektakelstuk |
showplace | bezienswaardigheid; toeristenplaats |
showroom | modelkamer; toonkamer; toonzaal |
showy | opvallend; opzichtig; prachtig; pronkerig |
sideshow | bijzaak; nevenattractie |