Informatie over het woord uithoren (Nederlands → Esperanto: pridemandi)

Synoniemen: overhoren, uitvragen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tɦorə(n)/
Afbrekinguit·ho·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hoor uit(ik) hoorde uit
(jij) hoort uit(jij) hoorde uit
(hij) hoort uit(hij) hoorde uit
(wij) horen uit(wij) hoorden uit
(jullie) horen uit(jullie) hoorden uit
(gij) hoort uit(gij) hoordet uit
(zij) horen uit(zij) hoorden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uithore(dat ik) uithoorde
(dat jij) uithore(dat jij) uithoorde
(dat hij) uithore(dat hij) uithoorde
(dat wij) uithoren(dat wij) uithoorden
(dat jullie) uithoren(dat jullie) uithoorden
(dat gij) uithoret(dat gij) uithoordet
(dat zij) uithoren(dat zij) uithoorden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hoor uithoort uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uithorend, uithorende(hebben) uitgehoord

Voorbeelden van gebruik

Ik ga beginnen met de douairière eens uit te horen.

Vertalingen

Duitsbefragen
Engelsinterrogate; query; question; quiz
Esperantopridemandi
Fransinterroger
Portugeesinterrogar
Saterfriesbefräigje