Informatie over het woord uitspreiden (Nederlands → Esperanto: sterni)

Synoniemen: ontvouwen, spreiden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tsprɛi̯də(n)/
Afbrekinguit·sprei·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spreid uit(ik) spreidde uit
(jij) spreidt uit(jij) spreidde uit
(hij) spreidt uit(hij) spreidde uit
(wij) spreiden uit(wij) spreidden uit
(jullie) spreiden uit(jullie) spreidden uit
(gij) spreidt uit(gij) spreiddet uit
(zij) spreiden uit(zij) spreidden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitspreide(dat ik) uitspreidde
(dat jij) uitspreide(dat jij) uitspreidde
(dat hij) uitspreide(dat hij) uitspreidde
(dat wij) uitspreiden(dat wij) uitspreidden
(dat jullie) uitspreiden(dat jullie) uitspreidden
(dat gij) uitspreidet(dat gij) uitspreiddet
(dat zij) uitspreiden(dat zij) uitspreidden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spreid uitspreidt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitspreidend, uitspreidende(hebben) uitgespreid

Vertalingen

Catalaansajaure; estendre; estirar
Deenssprede
Duitsbetten; breiten
Engelsspread; spread out
Esperantosterni
Faeröersbreiða
Finslevittää
Fransétendre
Portugeesdeitar; desenvolver; estender; expor; fazer cair
Saterfriesspreede; tougjuchte lääse
Spaansdesenvolver; extender; tender