Informatie over het woord provoceren (Nederlands → Esperanto: provoki)

Synoniemen: tarten, tergen, uitdagen, uittarten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/provoˈseːrə(n)/
Afbrekingpro·vo·ce·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) provoceer(ik) provoceerde
(jij) provoceert(jij) provoceerde
(hij) provoceert(hij) provoceerde
(wij) provoceren(wij) provoceerden
(jullie) provoceren(jullie) provoceerden
(gij) provoceert(gij) provoceerdet
(zij) provoceren(zij) provoceerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) provocere(dat ik) provoceerde
(dat jij) provocere(dat jij) provoceerde
(dat hij) provocere(dat hij) provoceerde
(dat wij) provoceren(dat wij) provoceerden
(dat jullie) provoceren(dat jullie) provoceerden
(dat gij) provoceret(dat gij) provoceerdet
(dat zij) provoceren(dat zij) provoceerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
provoceerprovoceert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
provocerend, provocerende(hebben) geprovoceerd

Voorbeelden van gebruik

Vervolgens geeft u aan dat u studenten en werknemers niet in hun werkomgeving wil schokken of provoceren.
Een opgewekte Ṣaddām kon niet nalaten de VN nog verder te provoceren en nadat hij de hele zomer inspecties had tegengewerkt, zette hij de overgebleven inspecteurs maar weer eens het land uit.
Conan provoceerde hem niet.

Vertalingen

Catalaansprovocar
Deensprovokere; udfordre
Engelsprovoke
Esperantoprovoki
Fransprovoquer
Portugeesdesafiar; provocar; reptar
Spaansdesafiar; provocar; retar