Informatie over het woord praktiki

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingprak·tik·i

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdpraktikas
Verleden tijdpraktikis
Toekomende tijdpraktikos
 
Voorwaardelijke wijs
praktikus
 
Gebiedende wijs
praktiku

 Deelwoorden
 Actieve deelwoordenPassieve deelwoorden
Tegenwoordige tijdpraktikantapraktikata
Verleden tijdpraktikintapraktikita
Toekomende tijdpraktikontapraktikota

Vertalingen

Afrikaansbeoefen; uitoefen
Deenspraktisere
Duitspraktizieren
Engelsexert; practise; put into practice
Franspratiquer
Italiaanspraticare
Maleismempelajari
Nederlandsbeoefenen; betrachten; in de praktijk brengen; uitoefenen; praktizeren; in praktijk brengen
Papiamentspraktiká
Portugeesexercer; praticar
Saterfriespraktizierje
Spaanspracticar
Tsjechischpraktikovat; provádět