Woordsoort | werkwoord |
---|
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) pomp uit | (ik) pompte uit |
(jij) pompt uit | (jij) pompte uit |
(hij) pompt uit | (hij) pompte uit |
(wij) pompen uit | (wij) pompten uit |
(jullie) pompen uit | (jullie) pompten uit |
(gij) pompt uit | (gij) pomptet uit |
(zij) pompen uit | (zij) pompten uit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) uitpompe | (dat ik) uitpompte |
(dat jij) uitpompe | (dat jij) uitpompte |
(dat hij) uitpompe | (dat hij) uitpompte |
(dat wij) uitpompen | (dat wij) uitpompten |
(dat jullie) uitpompen | (dat jullie) uitpompten |
(dat gij) uitpompet | (dat gij) uitpomptet |
(dat zij) uitpompen | (dat zij) uitpompten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
pomp uit | pompt uit |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
uitpompend, uitpompende | (hebben) uitgepompt |
Engels | pump |
---|---|
Esperanto | elpumpi |