Informatie over het woord uitbuiten (Nederlands → Esperanto: ekspluati)

Synoniem: exploiteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯̯dbœy̯̯tə(n)/
Afbrekinguit·bui·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) buit uit(ik) buitte uit
(jij) buit uit(jij) buitte uit
(hij) buit uit(hij) buitte uit
(wij) buiten uit(wij) buitten uit
(jullie) buiten uit(jullie) buitten uit
(gij) buit uit(gij) buittet uit
(zij) buiten uit(zij) buitten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitbuite(dat ik) uitbuitte
(dat jij) uitbuite(dat jij) uitbuitte
(dat hij) uitbuite(dat hij) uitbuitte
(dat wij) uitbuiten(dat wij) uitbuitten
(dat jullie) uitbuiten(dat jullie) uitbuitten
(dat gij) uitbuitet(dat gij) uitbuittet
(dat zij) uitbuiten(dat zij) uitbuitten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
buit uitbuit uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitbuitend, uitbuitende(hebben) uitgebuit

Voorbeelden van gebruik

Ondertussen in het dal van de Scaum buitte Hache‐Moncour Rhialto’s afwezigheid ten volle uit.
De groep buit de armoede en werkloosheid uit om jongeren te rekruteren voor hun strijd voor islamitische heerschappij.

Vertalingen

Catalaansexplotar
Deensudbytte
Duitsausbeuten; ausnutzen; exploitieren; nutzen; nutzbar machen; abbauen
Engelsexploit; take advantage of
Esperantoekspluati
Faeröersama út; eyðræna
Fransexploiter
Italiaanssfruttare
Luxemburgsexploitéieren
Papiamentseksplotá
Portugeesexplorar
Saterfriespiegelje; plukje; uutnutsje
Spaansexplotar
Westerlauwers Frieseksploitearje