Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord op

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(uitgeput; uitverkocht)
exhausted
spent
elspezita
worn
🔗 De benzine zal op zijn.
(verbruikt)
used up
🔗 Als die op waren, was het wapen waardeloos.
(aan; jegens; met; om; te; tot; voor; bij); ; ; ;
🔗 Wie kan dat op deze afstand zeggen?
(naar boven; omhoog)
(aan; boven op); ; ; ;
🔗 Ik keek op de wijzerplaat.
(binnen; in; per; te; van; aan);
🔗 Over een half uur worden we op het paleis verwacht.
(uit; van); ;
(aan; bij; naar; tegen; tot; voor; naar … toe);
🔗 Ze wees op de volle planken.
(om; voor)
🔗 En toen nu alles op een mogelijk gevecht werd voorbereid, vonden de jongens de verschijning dier zeereuzen niet meer leuk.
(aan; bij); ;
🔗 Op de hoek botste een man tegen mij op, die van de andere kant kwam en mij niet gezien had.
(aan; betreffende; in; met; naar; omtrent; over; van; voor); ; ;
🔗 Geef een duidelijk antwoord op de vraag!
(langs; naar; volgens); ;
🔗 Er staat weinig wind en in het donker kunnen we op de sterren varen.
(bij; in; onder; met);
🔗 En met wat meer geluk zie je op je wandeling spechten, boomvalken, dassen, haviken, heel veel libellen en zangvogels als bijvoorbeeld boomklevers.
(aan; jegens; met; tegen; tegenover; voor)
🔗 De Israëlische luchtmacht voert steeds meer luchtaanvallen uit op de Gazastrook.
(daarin; daaromtrent; daarover; daarvan; daar … in; daarop)
about that
🔗 Daar had hij geen antwoord op.
(behalve; met uitzondering van; uitgezonderd; buiten); ; ;
🔗 Bepaal het op één na grootste getal uit de rij.
(erop)
on it
(vervolgens; daarna; toen);
thereafter
🔗 Daarop haalde hij een kaart te voorṣchijn.
(daarover)
about that
🔗 Wat hebt u daarop te zeggen, mevrouw?
(daarop)
on it
🔗 De richel was breed genoeg om erop te kunnen staan.
about this
;
about this subject
pri ĉi tio
🔗 Wat is hierop uw antwoord?
(baggeren; uitbaggeren)
dredge
;
place upon a bier
meti sur katafalkon
(beuren; opheffen; optillen; oplichten; omhoogheffen)
lever
; ; ;
elevate
;
heave
;
hoist
;
(bemoedigen);
hearten
;
🔗 De eerstvolgende dagen sprak Usher geen woord meer over haar en ik waagde het ook niet haar naam te noemen maar deed wat ik kon om mijn vriend op te beuren.
(troosten; vertroosten)
comfort
;
console
🔗 De voorman probeerde haar op te beuren.
(bekennen; erkennen)
🔗 Nu moet ik opbiechten dat ik mij schuldig heb gemaakt aan een grappig tijdverdrijf, een soort gedachtenspelletje als het ware.
outbid
pliproponi
🔗 Een Italiaan is aan het opbieden tegen een paar Fransen.
ne enlitiĝi
come into bloom
(bruisen; opbruisen)
effervesce
;
well up
; ;
collide
kunpuŝiĝi
🔗 Hij botste tegen de barmeid op en greep haar vast waar zij niet vastgegrepen wenste te worden, om zijn evenwicht niet te verliezen.
🔗 Omdat ik zo jong ben, bouw ik nog lang pensioen op.
(afbreken; opheffen); ; ; ; ;
prorogue
;
quell
; ; ;
(bruisen)
effervesce
(te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen)
🔗 Noch Gench noch Kosmin daagde op voor het avondeten.
(delen; splitsen; verdelen)
(verdelen)
(opdelven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven)
dig up
;
exhume
🔗 Hij diepte zijn portefeuille uit zijn zak op en zocht een foto.
(behalen)
🔗 Ik vraag me af waar mijn vader z’n buitengewone ontwikkeling opgedaan had.
(opdagen; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen; zijn entree maken; voor de dag komen; voor den dag komen); ; ;
materialize
;
come into sight
(zich voordoen; vóórkomen);
prezentiĝi
(drogen; uitdrogen; verdrogen)
🔗 En in de tweede maand, op de zevenentwintigste dag der maand, was de aarde opgedroogd.
(aan het licht brengen); ; ;
elicit
(opdelven; opgraven; rooien; opdiepen)
dig up
;
excavate
;
grub
;
exhume
malmergi
(stuwen; voortstuwen)
(dweilen)
viŝpurigi
(eisen; vorderen)
(opvorderen; opvragen)
reclaim
repostuli
🔗 „Ja,” zei Waldemar Fitzurse, „deze ridder zal kasteel en landgoed wel opeisen, dat hem door Richard is toegewezen en dat naderhand door de edelmoedigheid van uwe hoogheid aan Front‐de‐Boeuf werd gegeven.”
(opdonderen; opkrassen)
absent oneself
; ; ; ;
absent oneself from
(fokken);
(laven; opknappen; verfrissen; verversen; verkwikken)
refresh
become assimilated
(oprijzen; opstijgen; rijzen; stijgen; wassen; zich verheffen; de hoogte in gaan);
go up
;
(bestijgen; klimmen; naar boven gaan; opstijgen; rijzen; stijgen; omhooggaan);
go up
;
🔗 Ze gingen de trap op en de rook drong prikkelend in hun longen.
use up
(opmaken; ópteren)
use up
(opmaken; verbruiken)
use up
foruzi
(verbruiken; verteren)
consume
;
use up
(geien);
draw in
;
haul up
;
brail up
;
clew up
(bluffen; opscheppen; pochen; snoeven; snorken; grootspreken; opsnijden)
🔗 Hij zit daar op te hakken aan het hoofd van de tafel terwijl hij gewoon maar een nul is.
inhale
;
aspirate
(heffen; opheffen; opnemen; opsteken; optillen; tillen; lichten; hieuwen);
heave
(optrekken)
(afhalen)
pick up
(afhalen)
pick up
🔗 Daarnaast kon iedere inwoner die wil vechten tegen de Russen een wapen ophalen en zijn Oekraïense legervoertuigen vrijdag Kiëv binnengereden om de stad te verdedigen.
extol
;
praise to the skies
;
cry up
trolaŭdi
(hijsen)
hoist
;
hoist up
hoist
;
hoist up
tirlevi
(opruien; opstoken)
incite
;
stir up
(aanstoken; prikkelen; opstoken; opjutten)
incite
;
stir up
🔗 Deze bleef hem echter achtervolgen en hitste het volk tegen hem op.
cough up
;
cough out
eltusi
(accumuleren; opeenhopen); ;
pile up
(opeenhopen; opeenstapelen; stapelen; tassen); ;
pile up
; ;
assemble
(aanstoken; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; opstoken)
incite
;
🔗 Mijn vader heeft zich laten opjutten door zijn soldaten.
extol
;
praise to the skies
;
cry up
trolaŭdi
(opvrolijken);
exhilarate
;
; ; ;
enliven
;
exhilarate
;
invigorate
grow more beautiful
trim
🔗 Heer Bommel was bezig zijn kasteel op te knappen en ging daar helemaal in op.
(opfrissen)
refresh
(uitvoeren; verrichten); ; ; ;
🔗 Ik moet eerst even iets opknappen.
(accapareren; beslag leggen op; zich meester maken van; zich toeëigenen);
corner the market
;
monopolize
inhibit
(laden);
ŝargi
(flikken; lappen; verstellen);
patch up
🔗 Ook kreeg Rusland sancties opgelegd voor de steun aan Oekraïense separatisten.
(dresseren; grootbrengen; kweken; opvoeden); ;
(oppassen)
(verlichten)
relieve
senpezigi
relieve
🔗 Vreemd genoeg luchtte hem dat een beetje op.
(afmeten; meten; opnemen; uitmeten)
(opvrolijken);
🔗 Misschien kunt u hem opmonteren?
; ; ;
enliven
;
exhilarate
;
invigorate
(aantekenen; boeken; inschrijven; registreren; vastleggen)
🔗 De kelner nam de bestelling op en verdween.
dekontigi
🔗 Het maximumbedrag dat rekeninghouders er kunnen opnemen, blijft 60 euro per dag.
(filmen)
(afmeten; meten; opmeten; uitmeten)
🔗 Leiter nam de Engelsman met genegenheid op.
(beuren; heffen; ophalen; opheffen; opsteken; optillen; tillen; lichten; oplichten; omhoogheffen)
🔗 Hij ging zitten en nam zijn boek weer op.
(in beslag nemen; opslorpen)
🔗 Door de kou zijn de wortels nog niet actief, zodat er weinig water wordt opgenomen.
(binnenlaten; inlaten)
enlasi
🔗 Maar zowel het Verenigd Koninkrijk als Bangladesj weigeren de vrouw op te nemen.
(verzorgen)
(acht slaan op; letten op; opletten; oppassen voor; passen op)
🔗 Pas op dat je niet uitglijdt!
manĝeti
🔗 Van veel spinnen is wel bekend dat het wijfje het kleinere mannetje na de paring oppeuzelt.
repoluri
pump
pumpi
(doen zwellen)
inflate
ŝveligi
pick up
🔗 Ernstig trad hij nader en raapte de ring op.
(opruimen);
put in order
; ;
categorize
;
collate
; ; ;
clean up
🔗 We zullen haar zo goed als we kunnen, moeten opredderen, en alleen het grootzeil gebruiken.
(stichten; vestigen; opzetten)
erect
; ;
(opslaan; zetten); ; ;
set up
(ophitsen; opstoken)
incite
(verwijderen; wegruimen)
(opredderen; redderen; ruimen; sorteren);
clean up
🔗 Toen nuttigde hij een smakelijk klein ontbijt in de keuken alvorens de eetkamer op te ruimen.
🔗 Voor de derde keer rukten de Saracenen op.
tidy up
🔗 Onze website wordt opgeschoond.
;
🔗 We schorten deze vergadering op.
(inschrift; inscriptie)
epigraph
;
inscription
(hoofd)
superscription
;
inscription
(aantekenen; noteren; te boek stellen; optekenen);
take down
🔗 En wat je te zeggen hebt, zullen we netjes opschrijven, zodat we het later tegen je kunnen gebruiken.
(schrijven; neerschrijven)
write down
🔗 Nu moet ge er u in schikken om een sprong te maken van een jaar of tien, elf ver en ge zult er tevreden mee moeten zijn dat ge alleen maar kunt gissen naar het wonderlijke leven dat Mowgli onder de wolven leidde, want, als alles daarvan werd opgeschreven, dan zou dat vele, vele boeken vullen.
glide
; ;
ŝoviĝi
(tooien; versieren);
embellish
🔗 Koningin Sollace wil haar nieuwe kathedraal opsieren met de Graal.
(verzwelgen)
gulp down
(opnemen)
(opslurpen; slurpen; absorberen)
(opslorpen; absorberen)
(bluffen; ophakken; opscheppen; pochen; snoeven; snorken; grootspreken)
🔗 Of sta je soms weer op te snijden, Bommel?
(snuffelen; snuiven)
sniff
🔗 Sabriël volgde hem terwijl Mogget van haar schouders sprong en de lucht opsnoof.
(opdonderen)
absent oneself
; ; ; ;
absent oneself from
(sparen; uitsparen; uitwinnen; oversparen; opzij leggen);
save up
🔗 Nu was het alsof alle tegenslag die hij al die jaren niet had gekend, was opgespaard en in één klap betaald moest worden met de rente over zestien jaren.
(spuiten; stuiven; verspuiten)
gush
;
spurt
;
spurt out
;
spout
;
spray
; ;
gush out
;
shoot forth
ŝpruci
(splitsen; verdelen)
(speuren)
spuri
🔗 We zullen hem niet hoeven op te sporen.
rung
;
stair
; ;
;
🔗 Hier ontdekte hij een provisiekamer waarin zakken en dozen stonden opgestapeld.
(tijgen; weggaan)
start out
; ;
(afgaan; heengaan; ervandoor gaan; vertrekken; weggaan; zich verwijderen)
🔗 Sinds 2010 is hij de zevende PVV‐parlementariër die opstapt.
(beuren; heffen; ophalen; opheffen; opnemen; optillen; tillen; lichten; oplichten; omhoogheffen);
🔗 Conan grinnikte en stak zijn zwaard op.
(aanmaken; aansteken; stoken)
🔗 Hij kon hem niet opsteken.
(omhoogheffen; heffen; oplichten; opheffen; optillen)
🔗 Op dat moment kreeg hij een donkere figuur in het oog die midden op de weg stond en zijn hand opstak.
(opmaken; redigeren; stellen; stileren)
draw up
;
put in a row
(regelen; in orde maken)
🔗 Ik heb geen val opgesteld in kamer negen.
take wing
;
take flight
🔗 Ik wou net opstijgen toen jullie eraan kwamen.
sori
(opgaan; oprijzen; rijzen; stijgen; wassen; zich verheffen; de hoogte in gaan);
go up
;
🔗 Wolken stof stegen op en brachten de vluchtenden aan het hoesten.
(bestijgen; klimmen; naar boven gaan; opgaan; rijzen; stijgen; omhooggaan);
go up
;
(ophitsen; opruien)
incite
;
stir up
(aanstoken; ophitsen; prikkelen; opjutten)
incite
;
stir up
;
(verstoppen);
obstruct
;
stand in the way
; ;
congest
;
cram
plenŝtopi
🔗 Moeten wij dan gevaar lopen, terwijl hij de winst opstrijkt?
tuck up
;
roll up
(opvliegen)
fly up
(opzenden); ;
remit
;
🔗 Ik stuurde de polis op.
(aantekenen; noteren; opschrijven; te boek stellen);
take down
🔗 Welke naam kan ik optekenen in mijn register?
; ;
cast up
;
tot up
(opgebruiken)
use up
;
(beuren; heffen; ophalen; opheffen; opnemen; opsteken; tillen; lichten; oplichten; hieuwen; opbeuren; omhoogheffen); ;
elevate
;
heave
🔗 Hij tilde het zwaard op.
(omhoogheffen; opsteken; heffen; oplichten; opheffen)
🔗 Maar toen de ongelukkige zijn kap optilde, schrok de geharde kunstenaar terug.
(gebeuren; geschieden; passeren; voorvallen; zich voordoen; vóórkomen);
🔗 Hoe een kaart ook wordt ontworpen, altijd treedt er vervorming op.
(doen; spelen; vertonen)
(doen; handelen; te werk gaan; handelen; presteren);
take action
;
;
elpaŝi
(actie; handeling)
🔗 Je wijze van optreden is onaanvaardbaar.
presentation
;
intro
; ;
rendition
; ;
presentation
; ;
intro
; ;
rendition
🔗 Vorige maand heeft de Maleisische overheid ook een optreden van de Amerikaanse metalband Lamb of God verboden.
🔗 Rusland treedt steeds harder op tegen de oppositie in het land.
(versnellen; accelereren);
pick up
(ophalen)
🔗 Hij trok de wenkbrauwen op en staarde misprijzend naar het voedsel.
(bouwen);
🔗 Het hout, waarvan dit gebouw was opgetrokken, was nieuw.
(tuigen)
(tuigen)
rigging
(frapperen)
frapi la okulojn
🔗 Eén ding viel haar direct op.
(beetkrijgen; pakken; vangen; vatten);
(vegen)
(opstuiven)
fly up
🔗 Met die woorden verdween hij over de heuvel, terwijl de vogel opvloog.
(grootbrengen; kweken; opleiden); ; ; ;
🔗 Hij is opgevoed door een wachtmeester der huzaren.
(onderwijzen);
tutor
(opeisen; opvragen)
reclaim
repostuli
(rekwireren; vorderen)
requisition
rekvizicii
(opeisen; opvorderen)
reclaim
repostuli
(vullen)
(volproppen; volstoppen)
cram
plenŝtopi
(opzetten; vullen);
remburi
upward
suprenira
(naar boven);
upward
(aansporen; aanvuren; aanwakkeren; opzetten);
impel
; ;
spur on
; ; ; ; ; ;
whip up
(doen herleven);
(wakker maken; wekken); ; ;
revival
(maken; ontwikkelen)
provoke
🔗 De opgewekte bronspanning E is ingeveer 1 V.
(ontspringen; wellen)
well up
;
🔗 Voor hen welde een kleine bron op, stroomde tussen wat armetierige bomen door en verdween in een mosgroene geul.
spout
elŝpruci
embellish
;
flatter
suprenĵeti
(winden);
reel
bulvolvi
(verhitten);
🔗 Wat wond hem zo op bij de aanblik van een oude man, die lusteloos van een stukje taart at?
(agiteren; schudden)
🔗 Ik kijk altijd op mijn horloge voordat ik het opwind.
(zadelen)
(opsturen); ;
remit
;
(bollen)
puff up
pufiĝi
(opzetten; rijzen; uitdijen; zwellen);
ŝveli
🔗 Door het vele lopen zijn mijn voeten opgezwollen.
whip up
🔗 Door president Trump opgezweepte aanhangers hebben het Congresgebouw bestormd en zijn inmiddels binnen.
(direct; linea recta; overeind; rechtstreeks; regelrecht; recht)
🔗 Australopithecus was 1,50 meter lang en stond en liep rechtop.
whereby
;
wherewithal
per kiu
🔗 Halverwege de biografie begon ik spijt te krijgen dat ik die las, want ik had liever veel van de details waarop ik getrakteerd werd niet geweten.
in which
;
wherein
🔗 De morgen waarop het idee voor dit verhaal vaste vorm begon aan te nemen, zat ik met mijn zoontje Owen aan de ontbijttafel.
whereby
laŭ kiu
(waarna)
post kio
🔗 Helaas stierf Monkowski kort daarop, waarop Born diens werk voortzette.
whereupon
sur kio
(waarover)

NederlandsEngels
op after; all gone; all in; along; at; at an end; broken‐down; by; clapped‐out; dead; done; exhausted; frazzled; gone; in; knocked up; on; onto; on top of; out; run‐down; spent; to; up; upon; washed up; with respect to; worn; worn out
alles is op there is nothing left; all has been eaten
de zon is op the sun has risen; the sun is up
één … op de one … in every
onze … is op we are out of …
op dit uur at this hour
op en neer apeak; backwards and forwards; up and down
op en top all the way
op is op gone is gone
op mijn horloge is het … by my watch it is …
op … na but …; wanting …; except …; all but …
op zijn be up; be at an end; be out of bed; be quite knocked up; be done up; be spent; be finished
op zijn van de zenuwen have the jitters
vraag maar op! ask away!
weer op zijn be about again
zich op voelen feel run down
bovenop atop; atop of; on high; on top; topside; on the top
daarop thereafter; then; thereat; thereon; thereupon; therewith; on it; on that; upon this; after this
erop on it
hierop hereon; hereupon; upon this
hogerop higher
opbakken back again; fry again
opbaren place upon a bier
opbeuren comfort; console; relieve; lift up; cheer; cheer up
opbiechten confess; own up
opbieden make a higher bid
opbinden truss; tie up; bind up
opbleken whiten
opblijven keep up; stay up; sit up; stop up
opbloeien come out of oneself; revive
opborrelen bubble up
opbouwen build up; construct; edify; erect
opbranden burn; burn out; consume; be burnt
opbreken break; break‐up; decamp; dig out; dig up; raise; repeat; tear up; break up; break camp
opbruisen effervesce; bubble up
opdagen roll up; turn up; come along; appear
opdelen divide
opdiepen dig out; dig up; exhume; unearth; fish out
opdirken doll up; titivate; spruce up; tart up; dress up; prink up; bedizen
opdissen dish up; trump up; serve up
opdoeken fold; put up the shutters; furl; shut down; shut up
opdoen acquire; catch hold of; get; get hold of; grab hold of; lay hold of; lay in; pick up; seize hold of; take hold of; serve; stock; store; serve up; bring in; gain; obtain; gather; catch; take
opdoffen do up; polish; clean
opdrijven boost; drive up; force up; inflate; start
opdrogen desiccate; dry; dry up; exsiccate; run dry
opdruk overprint; surcharge
opdrukken imprint
opduikelen unearth; pick up
opduvelen beat it; hop it
opdweilen mop up
opeisen claim; claiming; summon to surrender
opfleuren brighten up; perk up; hearten; brighten; cheer up
opflikkeren glimmer; flare up; blaze up; make oneself scarce
opfokken fuck up; breed; rear; rile up
opfrissen brush up; freshen up; jog; polish up; refresh; rub up; freshen; revive; brighten up; renovate; refurbish
opgaan absorption; ascend; engrossment; go up; hold; hold good; hold true; lose oneself; merge; mount; rise; leave no remainder; go in; run out; give out
opgebruiken consume; use up
opgeilen turn on
ophakken brag
ophalen brush up; collect; collection; dredge up; gather; heave; pick up; pull up; put up; raise; reel in; retrieve; revive; shrug; draw up; hitch up; weigh; turn up; bring up again; rub up; snag; wind up
ophelpen help up
ophemelen belaud; bepuff; cry up; extol; glorify; panegyrize; praise up; root for; talk up; praise to the skies; crack up
ophijsen heave; hoist; trice; trice up; hoist up
ophitsen abet; edge on; egg on; instigate; set on; set upon; stir up; incite
ophoesten conjure; conjure up; cough out; cough up; regurgitate; regurgitation; stump up
ophopen accumulate; agglomerate; amass; cumulate; heap; heap up; mass; pile; pile on; pile up; rick; bank up
opjuinen egg on; stir up
opjutten hustle; hurry; egg on; incite; urge; rile up
opkammen comb; comb up
opkijken glance up; look up
opkikkeren brighten up; ginger; ginger up; jazz up; perk up; tone; tone up; buck up
opklinken rise up; ring
opknabbelen munch
opknappen clean up; do; do up; doctor; fix; fix up; furbish up; look up; patch up; polish up; recuperate; renovate; revamp; trim; tidy; tidy up; touch up; put right
opkoken boil up; reboil; cook again
opkopen buy up
opkrabbelen scramble to one’s feet; scramble to one’s legs; pick up
opkrijgen be set
opkrikken bump up; jack up
opkroppen bottle up; cork up; dam; dam up
opkruipen ride up; creep up
opkruisen beat up
opkwikken refresh
opladen load; recharge; charge
oplappen cobble; tinker up; vamp up; bodge; bodge up; botch; botch up; patch; patch up; vamp
oplaten fly; launch
opleggen charge with; set; veneer; assess upon; award; charge; devolve; dictate; enforce on; enforce upon; enjoin; impose; impose on; inflict; lay on; lay up; lay upon; put on; saddle with
opleiden bring up; educate; arrest; run in; prepare; breed; groom; train
opletten attend; pay attention
oplikken lap up; lick; lick up
oploeven luff up; haul to the wind; haul upon the wind
opluchten relieve
opluisteren add lustre to; adorn; grace; highlight
opmeten measure; survey; surveying
opmonteren buoy up; cheer; cheer up; chirp; chirp up; fillip; give a lift; hearten
opnaaien wind up
opnemen absorb; admit; adopt; aggregate; aggregation; assimilate; assume; canvass; case; dab; draw; gather up; imbibe; include; incorporate; ingest; list; look over; measure; mop up; pick up; read; receive; record; sop up; take stock of; shoot; survey; swab up; take; take down; take in; take up; uptake; lift; insert; collect; take away
oppassen attend; babysit; be careful; beware; guard; mind; take care; take heed; go straight; tend; ware; nurse
oppersen press
oppeuzelen crunch; munch
oppiepen bleep
oppikken snap up; glean; pick; pick up; pick up on; whip up
opplakken paste; stick; stick up; paste on; mount
oppoetsen furbish; polish up; repolish; rub up; clean; polish
oppoken poke; stir; stir up; poke up
oppompen blow up; inflate; pump up; blow out; inflation
opporren binge up; knock up; poke; rouse; stir; shake up
oppotten bottle; hoard; hoard up; salt away; save
opprikken pin; pin up; stick up
opproppen cram; fill
opraken fall short; get low; give out; go; waste; run out; run short; wear thin; run low
oprapen gather up; pick; pick up; take up
opredderen straighten up; tidy up
oprekken stretch
oprichten build; construct; erect; establish; float; found; promote; raise; rear; set on foot; upraise; start; set up; form
oproken smoke; finish
oprollen break up; coil; furl; roll; roll up; wrap; screw up; round up
oprotten bugger off; get lost
opruien excite; incite; instigate
opruimen clean up; clean‐out; clear; clear away; clear up; discard; dispose of; have a sort‐out; tidy; put straight; tidy up; sell off; clear off; remove; put out of the way; make a clean sweep of
oprukken advance; march; move on
opschenken pour on
opschikken bedeck; bedight; close in; close up; move over; move up; dress up; trick out; prink up
opschilderen paint up
opschonen clean up; tidy up
opschorten adjourn; hold up; prorogue; reserve; suspend; tuck; stave off; stay; tuck up; postpone
opschrift caption; epigraph; heading; headline; legend; notice; superscription; inscription; direction
opschrijven chalk up; commit to paper; get down; jot; jot down; note; note down; pencil; put down; put down in writing; reduce by writing; score; score up; set down; take; take down; write down
opschrikken start; start up; be startled
opschroeven key up; screw up; force up
opschrokken guzzle; bolt; devour; wolf
opschudden shake up; shake
opschuiven budge up; move over; move up; push up; postpone; put off
opsieren embellish; embroider; prettify; adorn
opslobberen slurp
opslokken devour; engulf; gobble; gobble down; gobble up; gorge; raven; swallow; swallow down; gulp down; lap up; absorb; take over; engross
opslorpen absorb; lap; lap up; mop up
opslurpen slurp; absorb; soak; soak in; soak up; lap up
opsmukken dizen; dress up; embroider; prettify; primp; prink; tart up; trim; embellish
opsnijden bounce; crack; draw it strong; sling the hatchet; throw the hatchet; talk big; cup up; cut open; cut; carve; brag; swank
opsnorren rout out; ferret out; unearth
opsnuiven nose; sniff; sniff up; inhale
opsodemieteren bugger off; fuck off; piss off; sod off
opsommen detail; enumerate; list; recite; recount; rehearse; set forth; set out; sum up
opsouperen spend; use up
opspannen stretch; tighten; mount; fix; clamp
opsparen hoard; hoard up; save; save up; lay by; put by
opspelen churn; cut up rough; play first; lead; kick up a row; play up
opsplitsen split up
opsporen detect; ferret out; find out; hunt down; hunt out; hunt up; track; run down; seek out; trace; trace out; track down
opspreken speak out
opspuiten spout; spout up; spurt; spurt up; squirt; squirt up; spray on; squirt on; reel off
opstap launch pad; launching pad; riser
opstapelen accumulate; bank up; bulk; heap; heap up; pile; pile on; pile up; stack; stack up
opstappen be off; get up; make a move; push off; go; go away; move on; get along
opstarten start up
opsteken do up; get up; hold up; lift; light; put up; raise; rise; sheathe; tap; prick up; learn; broach; light up
opstellen align; array; compose; deploy; draught; draw out; draw up; erect; frame; indite; line up; make up; marshal; mount; pitch; plant; play; put up; range; rank; redact; stand; run up; set up; post
opstijgen ascend; go up; lift off; mount; take the air; rise; take off; hop off
opstijven set; starch
opstoken abet; stoke up; poke; poke up; stir; stir up; set on; incite; instigate; burn
opstomen steam up
opstoppen stop; stop up; fill
opstrijken clean; rake in; sweep; iron; twirl up; pocket
opstropen tuck; tuck up; roll up
opstuiven blaze up; bristle; fire up; flame up; flare up; fly off the handle; fly out; fly up
opsturen forward; send on
opstuwen push up; drive up
optakelen rig up
optassen pile up
optekenen calendar; log; mark; pencil; put down; record; score; set down; take down; note down; write down; jot down; note
optellen add; add up; cast up; count; count up; enumerate; foot up; reckon up; sum; totalize; run up; sum up; tot; tot up; total
ópteren eat up; consume
optillen elevate; heave; lift; raise; uplift; take up; lift up
optomen bridle; cock
optooien bedeck; bedizen; prank; prank out; prank up; trick out; trick up; deck out; adorn; decorate
optreden act; address; advent; appear; appearance; carry oneself; come on; conduct; deportment; develop; gig; perform; take action; stand; step in; occur; make one’s appearance; enter; assert oneself; action; proceedings; behaviour
optrekken accelerate; cock; consort; draw; draw up; gather up; hitch up; hunch; lift; pick up; pull ahead; pull away; pull up; put up; raise; run up; turn up; shrug; march
optrommelen drum up
optuigen caparison; fit up; harness; rig
optutten posh up; doll up
opvallen strike; attract attention; be conspicuous
opvangen catch; catchment; cushion; glean; head off; intercept; interception; meet; overhear; pick up; receive; trap; collect; snap up; absorb
opvegen sweep; sweep up
opveren sit up; straighten up; perk up
opverven paint up
opvijzelen bump up; jack up; lever; screw up; lever up; cry up; crack up; send up; force up
opvissen comb out; fish; fish out; fish up; unearth
opvlammen burst into flame; burst into flames; flame; flame up; flare; flare up; flash; kindle up
opvliegen dart up; flame up; rise; fly up; fly out
opvoeden breed; bring up; educate; foster; nurture; raise; rear
opvorderen requisition; claim
opvragen access; call in; draw out; retrieve; withdraw; claim; hear a lesson
opvreten scoff; devour; eat up
opvullen bolster; fill out; fill up; flesh out; pad; pad out; stuff; thicken; wad
opwaaien drift; blow up; be blown up
opwaarderen revalue
opwaarts on the up grade; upward; upwards; vertical
opwekken animate; arouse; awake; brace; excite; fillip; generate; incite; induce; resuscitate; provoke; raise; upraise; rouse; roust; wake; waken; spur; stimulate
opwellen well; well forth; well up; well out
opwerken retouch
opwerpen cast up; erect; propound; raise
opwinden agitate; electrify; excite; heat; reel; wind up; wind; turn on
opwippen tip up; whip up
opwrijven rub up
opzeilen sail up
opzenden forward; offer up; put up
opzien look up; sensation
opzouten bottle; salt; pickle; salt down
opzuigen absorb; imbibe; soak; soak in; soak up; sponge up; suck in; suck up
opzuipen swill; swig
opzwellen billow; bloat; bulge; distend; heave; puff; puff up; swell; swell out; swell up; swelling; tumefy
opzwepen lash; whip up; work up
rechtop erect; perpendicular; perpendicularly; upright; upstanding; straight
slokop gobbler
stroomop up the river; upstream; up‐river
tegenop against
voorop before; in front
waarop when; whereat; whereon; whereupon; with that; on which; upon which; after which