Informatie over het woord beetkrijgen (Nederlands → Esperanto: kapti)

Synoniemen: opvangen, pakken, vangen, vastpakken, vatten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbetkrɛi̯ɣə(n)/
Afbrekingbeet·krij·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) krijg beet(ik) kreeg beet
(jij) krijgt beet(jij) kreeg beet
(hij) krijgt beet(hij) kreeg beet
(wij) krijgen beet(wij) kregen beet
(jullie) krijgen beet(jullie) kregen beet
(gij) krijgt beet(gij) kreegt beet
(zij) krijgen beet(zij) kregen beet
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) beetkrijge(dat ik) beetkrege
(dat jij) beetkrijge(dat jij) beetkrege
(dat hij) beetkrijge(dat hij) beetkrege
(dat wij) beetkrijgen(dat wij) beetkregen
(dat jullie) beetkrijgen(dat jullie) beetkregen
(dat gij) beetkrijget(dat gij) beetkreget
(dat zij) beetkrijgen(dat zij) beetkregen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
beetkrijgend, beetkrijgende(hebben) beetgekregen

Vertalingen

Afrikaansvang
Albaneeskap
Catalaansagafar; atrapar; captivar; capturar; copsar
Deensfange
Duitserbeuten; ergreifen; erwischen; fangen; fassen; auffangen; einfangen; haschen; erhaschen; greifen; erfassen; kriegen; befallen; überkommen
Engelscatch
Engels (Oudengels)huntian
Esperantokapti
Faeröersfanga; handbera
Finspyydystää
Fransattraper; capturer; saisir
Grieksαιχμαλωτίζω
Hongaarsmegfog
Italiaansprendere
Jiddischכאַפּן; פֿאַנגען
Latijncapere
Maleismenangkap; tangkap
Noorsgripe; fange
Papiamentsfango; fangu; kèch
Poolschwytać; łapać
Portugeesapanhar; aprisionar; capturar
Roemeenscaptura; apuca; prinde
Russischвзять
Saterfriesbedappe; dappe; fange; pakje; uurrumpelje
Schotscatch
Schots-Gaelischglac
Spaansatrapar; capturar
Srananfanga
Thaisเกี่ยว; ต้อง
Westerlauwers Friesfange
Zweedsfånga