Informatie over het woord opbaggeren (Nederlands → Esperanto: dragi)

Synoniemen: baggeren, uitbaggeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔbɑɣərə(n)/
Afbrekingop·bag·ge·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bagger op(ik) baggerde op
(jij) baggert op(jij) baggerde op
(hij) baggert op(hij) baggerde op
(wij) baggeren op(wij) baggerden op
(jullie) baggeren op(jullie) baggerden op
(gij) baggert op(gij) baggerdet op
(zij) baggeren op(zij) baggerden op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opbaggere(dat ik) opbaggerde
(dat jij) opbaggere(dat jij) opbaggerde
(dat hij) opbaggere(dat hij) opbaggerde
(dat wij) opbaggeren(dat wij) opbaggerden
(dat jullie) opbaggeren(dat jullie) opbaggerden
(dat gij) opbaggeret(dat gij) opbaggerdet
(dat zij) opbaggeren(dat zij) opbaggerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bagger opbaggert op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opbaggerend, opbaggerende(hebben) opgebaggerd

Vertalingen

Duitsausbaggern; baggern
Engelsdredge; drag
Esperantodragi
Faeröersdýpa
Italiaansdragare
Portugeesdragar
Spaansdragar