Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord stick
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(adhere) | ; | |
(baton; cane; staff) | ||
(glue; paste) | ||
; | gluiĝi | |
(little stick; bail) | stokje | |
(adhere) | alteniĝi | |
(shank) | ; staafje | |
(push along; shove; slide; stuff; thrust) | ||
(pick; stab; sting; pierce; prick; puncture; pique; jab; poke; goad; prickle) | ||
(affix; attach; determine; fasten; fix; make fast; secure; set; appoint; belay; peg) | ; | |
(be stranded; attach) | ; zich vasthechten | |
(cabbage; damper; dry old stick; dull dog; sober‐sides; wet; wet blanket) | ; saaie piet | enuulo |
dry old stick (stick; cabbage; damper; dull dog; sober‐sides; wet; wet blanket) | ; saaie piet | enuulo |
fish stick (fish finger) | fiŝbastoneto | |
stick out (thrust out) | elŝovi | |
stick out (project; protrude; shine; stand out) | ; | |
stick out (bevel; highlight; stand out) | ; | reliefiĝi |
stick to the pan | brulgluiĝi | |
fiddlestick (bow) | strijkstok | |
(steering‐column) | ||
pentrobastono | ||
sticker (seal) | sticker | |
sticker (seal; stamp) | zegelafdruk | |
sticker (persevering person) | ||
sticker (billposter; billsticker; paster; poster) | ||
(common ragweed) | ||
; | algluiĝema | |
(adhesive; stodgy) | ; | |
🔗 The winter buds are green, with a sticky resinous coating. | ||
(criterion) |
Engels | Nederlands |
---|---|
stick | aanplakken; beklijven; besteken; bijblijven; blijven; blijven hangen; blijven kleven; blijven steken; blijven zitten; de keel doorsnijden; dooie diender; doorstéken; haperen; hark; houten klaas; joint; klemmen; kleven; kritiek; lippenstift; maatstokje; niet verder kunnen; opplakken; pijp; plakken; rijsje; saaie piet; samenplakken; staaf; staak; staf; steel; steken; stickie; stok; stokje; stoppen; vastkleven; vastplakken; vaststeken; vastzetten; vastzitten; wandelstok; zetten |
a big stick | een stok achter de deur |
as cross as two sticks | spinnijdig; zo nijdig als een spin |
cross as two sticks | spinnijdig |
dry old stick | dooie diender; droogstoppel; saaie piet |
fish stick | visstick |
French stick | stokbrood |
gather sticks | hout sprokkelen |
get the stick | een pak slaag krijgen |
give somebody stick | iemand op zijn donder geven |
hockey stick | hockeystick |
it sticks out a mile | het is zo duidelijk als wat |
magic stick | toverstok |
not be able to stick it | het niet kunnen harden |
stick around | in de buurt blijven |
stick at it! | hou vol!; laat de moed niet zakken! |
stick at nothing | tot alles in staat zijn; voor niets terugdeinzen |
stick by somebody | iemand trouw blijven |
stick by something | iets trouw blijven |
stick down | dichtplakken; neerzetten; snel een notitie maken van |
stick fast | vastzitten |
stick in | inplakken; plaatsen; thuis blijven hokken |
stick in one’s throat | steken |
stick it | doorzetten; het slikken; het uithouden; het volhouden |
stick it out | het uithouden; het volhouden; volhouden |
stick like a leech | aanhangen als een klit; blijven klitten |
stick like a limpet to | vastgeklit zitten aan; zich vastklampen aan |
stick no bills | verboden aan te plakken |
stick one’s nose out of doors | zijn neus buiten de deur steken |
stick out | afstaan; in het oog springen; naar buiten staan; pieken; uitsteken; vooruitsteken |
stick out a mile | erg opvallen; in het oog springen |
stick out like a sore thumb | in de kijker lopen; uit de toon vallen |
stick out one’s neck | zich blootgeven; zich op glad ijs wagen; zijn nek uitsteken |
stick to | blijven bij; kleven aan; plakken aan; trouw blijven aan; vasthouden aan; vastkleven aan; vastplakken aan; volharden bij; zich houden aan |
stick together | aaneenkleven; aaneenplakken; eendrachtig blijven |
stick together like grains of sand | als los zand aaneenhangen |
stick to one’s gun | voet bij stuk houden |
stick to one’s guns | voet bij stuk houden |
stick to one’s word | zich houden aan de afspraak; zijn woord houden |
stick to the bottom | aanzetten |
stick to the pan | aan de pan bakken; aanbakken; aankoeken; aanzetten; vastbakken |
stick to the subject | bij het onderwerp blijven |
stick to the truth | de waarheid vertellen |
stick up | opplakken; opprikken; overvallen |
stick up for | opkomen voor |
stick up for oneself | zijn mannetje staan |
stick with | besteken met; trouw blijven aan |
stock it out | niet opgeven |
the sticks | buiten; het platteland |
cocktail‐stick | prikker |
composing‐stick | zethaak |
control‐stick | stuurknuppel |
dip‐stick | peilstok |
drumstick | bout; boutje; kippeboutje; trommelstok |
fiddlestick | strijkstok |
golf‐stick | golfstok |
gun‐stick | laadstok |
hoop‐stick | hoepelstok |
joss‐stick | wierookstokje |
joystick | joystick; knuppel; stuurknuppel; stuurstok |
knobstick | knuppel; onderkruiper; stakingsbreker |
lipstick | lippenstift |
maulstick | maalstok; schildersstok |
mop‐stick | zwabbersteel |
shaving‐stick | scheerstaaf |
sticker | aanhouder; aanplakker; doorzetter; plakker; plakkertje; plakplaatje; sticker; zelfklever |
stick‐in‐the‐mud | conservatief; conservatieveling; jansalie; sijsjeslijmer; star; trut |
sticks | meubeltjes; spulletjes |
stick‐up | overval; roofoverval |
stickweed | alsemambrosia |
sticky | klef; kleverig; lastig; lijmerig; moeilijk; plakkerig; taai |
unstick | losweken |
yardstick | maatstaf; maatstok |