Informatie over het woord opvrolijken (Nederlands → Esperanto: gajigi)

Synoniemen: opkikkeren, opmonteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈopfroləkə(n)/
Afbrekingop·vro·lij·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vrolijk op(ik) vrolijkte op
(jij) vrolijkt op(jij) vrolijkte op
(hij) vrolijkt op(hij) vrolijkte op
(wij) vrolijken op(wij) vrolijkten op
(jullie) vrolijken op(jullie) vrolijkten op
(gij) vrolijkt op(gij) vrolijktet op
(zij) vrolijken op(zij) vrolijkten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opvrolijke(dat ik) opvrolijkte
(dat jij) opvrolijke(dat jij) opvrolijkte
(dat hij) opvrolijke(dat hij) opvrolijkte
(dat wij) opvrolijken(dat wij) opvrolijkten
(dat jullie) opvrolijken(dat jullie) opvrolijkten
(dat gij) opvrolijket(dat gij) opvrolijktet
(dat zij) opvrolijken(dat zij) opvrolijkten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vrolijk opvrolijkt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opvrolijkend, opvrolijkende(hebben) opgevrolijkt

Voorbeelden van gebruik

Deze belofte vrolijkte de rovers erg op, en ze verdwenen opgeruimd tussen de bomen.

Vertalingen

Duitsaufheitern; belustigen; erheitern
Engelscheer; exhilarate; cheer up
Esperantogajigi