Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord found

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(erect; establish; form);
(cast)
(erect; establish; set);
🔗 It was only after 620 BC under Nabopolassar that the Chaldeans finally gained control over Babylon, founding the Chaldean Dynasty.
be found
(be; find oneself)
;
(invent; discover; unearth)
komen achter
;
(gather; induce; infer; conclude); ; ;
een gevolgtrekking maken
; ;
🔗 A 2020 report by the Commission of Inquiry on Syria, set up by the UN Human Rights Council, found that Russia had bombed civilian areas in violation of the Geneva Conventions.
(deem; opine; think; feel; hold; reckon; see; believe)
🔗 But now, the president is messing with something that even Republicans find problematic.
(notice; perceive; discern; make out);
(catch; hit; strike; attain; encounter; run up against; befall; betide; ravage);
(locate; strike; spot)
🔗 I know where to find her.
(elements; basis; groundwork);
🔗 There are 16 lessons in all, of which the first five are designed to provide a working foundation of essential grammar and vocabulary.
(bottom; ground; bed);
; ;
stichter
🔗 EU foreign policy chief Josep Borrell says he expects the Wagner Group to remain operational in Africa despite the death of founder Evgenij Prigožin.
refound
retrovita

EngelsNederlands
foundbaseren; funderen; gieten; gronden; grondvesten; onderbouwen; oprichten; stichten
all foundalles inbegrepen; met kost en inwoning
be foundterecht zijn; terechtkomen; vóórkomen; zich bevinden
found onbaseren op
found uponsteunen op
findaanschaffen; aantreffen; bemerken; bevinden; bezorgen; bijeenzoeken; halen; merken; ondervinden; ontdekken; terugvinden; treffen; vellen; verklaren; verschaffen; vinden; vindplaats; vondst; zoeken
foundationdotatie; fondament; fondement; fonds; foundation; fundament; fundatie; fundering; grond; grondlegging; grondslag; grondvesting; korset; onderbouw; ondergrond; oprichting; stichting; studiefonds
founderaanlegger; gieter; grondlegger; grondvester; ineenzakken; kreupel worden; metaalgieter; mislukken; oprichter; stichter; stranden; vergaan; zakken; zinken
newfoundjuist verworven; pril
well‐foundgoed toegerust; goed uitgerust