Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord maken

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen)
🔗 Ik maakte geen vuur.
(uitvoeren; vervaardigen);
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt?
(doen; laten)
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde.
(creëren; scheppen)
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt.
(herstellen; repareren; verstellen);
repair
;
(scheppen);
(aanmaak; vervaardiging; doen)
making
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken.
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren)
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken.
(aanmaken)
🔗 Je moet voor mij een robot maken.
;
🔗 We moeten van de nood een deugd maken.
;
rilati kun
🔗 Dit was de moeilijkheid waar kapitein Bourcart mee te maken had.
(aanleggen; aansteken; opsteken)
🔗 En zal ik het vuur aanmaken?
(fabriceren);
(maken)
🔗 Hij greep de walmende schaal waarin Pieps zijn mengsel had aangemaakt en snelde er driftig mee naar het open venster.
(beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan; eindigen);
🔗 Hij maakte zijn zin niet af.
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken);
🔗 Het dier moest worden afgemaakt.
(afwerken; beëindigen)
🔗 Hij kon zijn gedachten niet afmaken.
(angst aanjagen; bang maken; beangstigen; intimideren; verschrikken; vrees aanjagen); ; ; ; ;
startle
; ;
🔗 Ik laat me niet bangmaken door snoeverij.
(kond doen van; mededelen; aanzeggen; te kennen geven);
notify
;
make known
🔗 Kun je nu niet een paar namen bekendmaken?
;
plunder
;
prey on
🔗 Binnen een uur had hij zes fraaie vissen buitgemaakt.
🔗 Bij de roofoverval op de Brusselse luchthaven Zaventem is voor 50 miljoen dollar (ruim 37 miljoen euro) aan diamanten buitgemaakt.
(dichtdoen; sluiten; toedoen);
🔗 De bezoeker maakte zijn tas met een kort gebaar weer dicht.
(dichten; dichtstoppen; stoppen; toestoppen; verstoppen)
stop up
;
ŝtopi
(afmaken; doden; ombrengen; om het leven brengen)
(beleven; ervaren; meemaken; ondervinden)
go through
;
(beleven; doorléven; ondergáán)
experience
;
live through
(drogen; uitdrogen)
sekigi
(verpulveren)
pulverize
pulvorigi
(egaliseren; vlakken);
level
;
equalize
(effenen; slechten);
(gekunsteld; gewrongen);
artificial
;
prim
(kunstmatig)
artificial
🔗 „Inderdaad, heer Olivier”, sprak Joost met gemaakte opgewektheid.
(bereiden; klaarmaken; toebereiden; in gereedheid brengen)
(sensationeel; opzienbarend)
sensational
🔗 Een rechtbank in India heeft een nu 18‐jarige verdachte van de geruchtmakende groepsverkrachting in een bus in Delhi vorig jaar december schuldig bevonden.
(effenen; gladstrijken; uitstrijken)
smooth
(compenseren; vergoeden)
redress
;
atone
🔗 Kom mee naar het prieel, dan zal ik het weer goedmaken.
(groot maken);
make big
;
make large
(aantonen; adstrueren; bewijzen; staven)
🔗 De rechtbank in Amsterdam oordeelde in die zaak dat Coldeweijer haar beweringen niet kon hardmaken.
sanctifying
sanktiga
(inleggen; konfijten; wecken);
put up
🔗 Je moet de jongste Amerikaan zijn die nog inmaakt.
(inleggen; pekelen; zouten)
pekli
(bereiden; toebereiden; in gereedheid brengen; gereedmaken)
🔗 Enigszins verontrust maakte Joost iets warms klaar en bracht het naar de eettafel, waar heer Bommel reeds met zijn gasten aan tafel zat.
;
humiliate
;
mortify
; ;
(afbinden; losbinden)
untie
;
unfasten
unfasten
🔗 Laten we zijn boeien losmaken.
(doenbaar; doenlijk; haalbaar; te doen; uitvoerbaar); ;
practicable
formation
(vervaardiger)
maker
(dader)
maker
participate
; ;
(beleven; doormaken; ervaren; ondervinden)
go through
;
🔗 Weet je zeker dat we lang genoeg zullen leven om die dag mee te maken?
(misvormd)
deformed
misformita
(afkondiging)
publication
(opendoen; openen; openstellen; openslaan; aanbreken)
🔗 Waarom Dick hem niet had opengemaakt, wist hij zelf niet.
(opentrekken)
set abroach
;
malŝtopi
(opgebruiken)
use up
(opgebruiken; verbruiken)
use up
foruzi
impose
(verdoen; verkwisten; vermorsen; verspillen)
squander
(opstellen; redigeren; stellen)
draw up
🔗 Na 22 jaren in dit leven, maak ik het testament op van mijn jeugd.
(afleiden; besluiten; concluderen); ;
conclude
🔗 Wat maakt u daaruit op?
(grimeren; schminken)
make up
;
ŝminki
(overdoen)
remake
remit
rimesi
rektigi
(afronden);
round off
rondigi
(reiniging; schoonmaak; schoonmaakbeurt; zuivering)
abstersion
🔗 Jullie gaan door met schoonmaken tot de generaal zegt dat het schoon is!
(kapotmaken)
(blussen; doven; uitblussen; uitdoen; uitdoven)
(afmaken; beëindigen; besluiten; voleindigen; eindigen)
🔗 Daar bedoel ik mee dat ik onze verloving uitmaak!
(vormen)
constitute
; ;
account for
;
(beslissen; besluiten);
🔗 Ik kon niet uitmaken of zij nog leefden.
(bevestigen; borgen; vastzetten)
fasten
; ; ;
(bevestigen)
attach
;
fasten
; ;
make fast
; ;
belay
;
(binden; vastbinden; verbinden); ;
fasten
;
belay
🔗 Hij ging zitten en deed alsof hij zijn schoen vastmaakte.
(veranderen)
aliformi
(amuseren; onderhóúden);
🔗 Jullie grappen zijn werkelijk niet vermakend.
(nalaten)
bequeath
🔗 Hij heeft al zijn geld vermaakt aan een school bij hem in de buurt.
(veranderen)
(stoppen; vullen)
(verbeteren; vervolmaken)
perfect
perfektigi
(opschieten; spoed maken; haast maken)
hurry
🔗 Laten we dan voortmaken.
(bevrijden; loslaten; verlossen); ;
🔗 Dus, meisje, Barbayat weet hoe de ziel kan worden vrijgemaakt van het lichaam.
(bevlekken; bevuilen; bezoedelen; besmeuren);
malpurigi
(murw maken; vertederen; zacht maken; vermurwen);
soften
moligi
(in de week zetten; weken)
trasorbigi
; ; ; ;
eliminate
;
(verdoven)
drug
;
stupefy
;
narcotize

NederlandsEngels
maken amount to; build; coin; coinage; compose; confect; confection; constitute; construct; create; do; draw; drive; fabricate; fix; form; get up; give; make; making; manufacture; mend; offer; pass off; produce; raise; realize; render; repair; score; send; shape; tailor; take; turn; volunteer
dat heeft er niets mee te maken that has nothing to do with it; that is neither here nor there
dat kan je niet maken! you can’t do that!
de dienst uitmaken run the show
er maar wat van maken be making a pretty poor job of it
er niets mee te maken willen hebben not want to have anything to do with it
het maakt me niets uit it’s all the same to me
hij heeft het er zelf naar gemaakt he has only himself to thank for it; he was asking for it
hij heeft het helemaal gemaakt he has really got it made
hij kan je maken en breken he can make or break you
hij zal het niet lang meer maken he won’t last much longer
ik heb ervan gemaakt wat ervan te maken was I did the best I could
je hebt hier niets te maken you have no business here
lange dagen maken work long hours
maak er wat van! do the best you can!; go for it!
niemand kan hem wat maken nobody can do anything to him; nobody can touch him
niets meer met iemand te maken willen hebben be through with somebody
niets te maken willen hebben met leave severely alone
te maken hebben met be concerned in; be concerned with; have dealings with
veel werk maken van go through a lot of trouble for
wat moet ik daarvan maken? what am I to make of it?; what am I to think of it?
zich boos maken get angry
aanmaken confection; dress; light; make; manufacture; mix; temper
afmaken butcher; complete; cut up; destroy; dispatch; dispose of; end; finish; finish with; finishing; follow through; kill; kill off; mop up; pick to pieces; pull to pieces; put down; settle; agree on; agree upon; round off; slash; slate; slaughter; slay; crab
bekendmaken advertise; announce; declare; disclose; gazette; give forth; give out; intimate; notify; proclaim; publish; reveal; make known
buitmaken bag; capture; make a prize of; prize; seize; take
dichtmaken close up; do up; fill in; stop; stop up; shut; close
doodmaken kill; do to death
doormaken experience; live through; pass through; go through
droogmaken blot; dry; drain; reclaim
eenmaking unification; integration
fijnmaken reduce; pulverize; crush
gelijkmaken assimilate; equal; equalize; equate; even; level; level off; raze to the ground
gemaakt affected; la‐di‐da; lardy‐dardy; plastic; prim; strained; studied; pretended; artificial; sham
gereedmaken prepare; dispose; make ready; get ready
geruchtmakend sensational
gladmaken smooth; polish
goedmaken atone; compensate for; make up for; offset; recover; redress; set off; put right; repair; make good; recoup
inmaken conserve; cure; hammer; pack; pickle; pot; preserve; put up; stuff; swamp; overwhelm; trounce
klaarmaken cook; dispense; do; dress; get ready; make ready; make up; preparation; prepare; ready; coach
kleinmaken chop small; break
losmaken cut loose; detach; disconnect; disengage; disentangle; disjoin; dislodge; extricate; loose; loosen; release; undo; unfasten; unfix; unglue; unlash; unlink; unloose; unloosen; unmoor; unshackle; unsling; unstrap; untie; untruss; unbend; unbind; unbrace; uncord; unknit
maakloon charge for making; cost of making
maaksel construction; fabric; make; making
maakwerk made‐to‐order
makelij make; workmanship
maker architect; author; constructor; fabricator; maker; wright
mandenmaken basket‐making
meemaken experience; go through; pass through; see
mismaakt deformed; ill‐favoured; misshapen; disfigured
namaken copy; counterfeit; forge; reproduce; imitate
openbaarmaking disclosure; manifestation; promulgation; publication
openmaken hull; open; undo; unfasten; unwrap; unclasp
opmaken spend; conclude; confect; do; do up; draw out; draw up; dress; garnish; gather; get up; get‐up; go through; impose; infer; make; make away with; make out; make up; make‐up; paint; red; trim; squander; understand; use up
overmaken hand over; remake; remit; transfer; do over again; make over; send; forward
rechtmaken straighten; straighten out
schoonmaken abstersion; clean; clean out; clean‐out; cleaning; decontaminate; draw; dress; gut; scour; top and tail
stukmaken break; smash
uitmaken account for; ascertain; compose; comprise; constitute; form; settle; finish; break off; put out; decide; make up
vastmaken attach; belay; fasten; firm; firm up; fix; fixing; girth; hitch; peg; strap; secure; strap up; tack; tie; make fast; bind; furl
verdachtmaking insinuation
vermaken alter; amuse; bequeath; divert; entertain; make over; mend; recreate; will; will away
vloeibaarmaking liquefaction
vólmaken fill
volmáken perfect
volmaken perfect
voortmaken bestir oneself; buck up; get cracking; hurry up; look alive; look sharp; press ahead; press forward; press on; speed; step on it; get one’s skates on; make haste
vrijmaken clear; disencumber; disengage; disentangle; emancipate; extricate; free; liberate; manumit; release; unshackle; affranchise
vuilmaken dirty; make a muck of; mess; make dirty; soil
waarmaken aver; fulfil; make good; prove; verify; live up to
wegmaken anaesthetize; remove; take out
wijnmakerij winery
wijsmaken cram up
zwartmaken blackguard