Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord maker

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(vervaardiger)
maker
(dader)
maker
(cineast; filmer)
film maker
(cineast)
film maker
(alchemist; alchimist)
(grapjas; snaak)
(klokkenmaker; uurwerkmaker)
watchmaker
🔗 Ik ben, zoals beloofd, langs de horlogemaker geweest om uw klok op te halen.
(cartograaf)
cartographer
🔗 Tegen het eind van september kwam MacDonald, de kaartenmaker, in Lac Bain.
(kleermaker; snijder; tailleur)
tailor
🔗 De bond van kledermakers in Duitsland wil in 31 steden waar de loonkwestie nog niet geregeld is, de staking proclameren.
(snijder; tailleur)
tailor
🔗 Gelast de kleermakers om een geschikte garderobe te maken.
(uurwerkmaker)
watchmaker
(acrobaat)
🔗 Narren en kunstenmakers ontbraken niet en er werd geen aanstoot genomen aan hun optreden bij deze gelegenheid.
🔗 De laarzenmaker zal me zilver‐ en kopergeld teruggeven en dat kunnen we gebruiken voor onze kosten onderweg.
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen)
🔗 Ik maakte geen vuur.
(uitvoeren; vervaardigen);
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt?
(doen; laten)
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde.
(creëren; scheppen)
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt.
(herstellen; repareren; verstellen);
repair
;
(scheppen);
(aanmaak; vervaardiging; doen)
making
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken.
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren)
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken.
(aanmaken)
🔗 Je moet voor mij een robot maken.
;
🔗 We moeten van de nood een deugd maken.
wig‐maker
;
;
(schoenlapper);
slotenmaker
locksmith
uurwerkmaker
(klokkenmaker)
watchmaker
🔗 Wijnmakers, voedselproducenten en schoenenfabrikanten in heel Europa krijgen gunstigere exportmogelijkheden.

NederlandsEngels
maker architect; author; constructor; fabricator; maker; wright
druktemaker fuss‐budget; fuss‐pot; stuffed shirt
fietsenmaker cycle repairer; bicycle repairer; cycle repairman; bicycle repairman
fratsenmaker buffoon
gangmaker pacemaker
gereedschapsmaker tool maker
geweermaker gunsmith; gunmaker
glazenmaker glazier
goudmaker alchemist
grappenmaker joker; comedian; wag
hoedenmaker hatter
horlogemaker watchmaker
instrumentmaker instrument‐maker
kaarsenmaker candle‐maker; chandler
kaartenmaker cartographer; map‐maker
kaasmaker cheese‐maker
ketelmaker boilermaker
kistenmaker box‐maker; coffin‐maker
kleermaker dressmaker; tailor
klokkenmaker clockmaker
klompenmaker clogmaker
kunstenmaker acrobat; juggler
kwartiermaker quartermaster
laarzenmaker bootmaker
lawaaimaker blusterer; bounder; roisterer; brawler; noise‐maker
lijstenmaker frame‐maker
maken repair; fix; amount to; build; coin; coinage; compose; confect; confection; constitute; construct; create; do; draw; fabricate; form; get up; give; make; making; manufacture; take; mend; offer; pass off; produce; raise; realize; render; score; send; shape; tailor; turn; volunteer; drive
mandenmaker basket‐maker
mattenmaker mat‐maker
meubelmaker cabinet‐maker; joiner; furniture‐maker
poehamaker braggart
praatjesmaker squirt; braggart; swaggerer
pretmaker reveller; joker
programmamaker programme maker; producer
pruikenmaker wig‐maker
regenmaker rainmaker
rijtuigmaker coach‐builder
ruziemaker brawler; quarreller; wrangler; squabbler; quarrelsome fellow
scheurmaker schismatic
schoenmaker cobbler; shoemaker; shoemender
sigarenmaker cigar‐maker
slotenmaker locksmith
smaakmaker seasoning; flavouring; arbiter of taste
stoelenmaker chair‐maker
straatmaker paver; paviour; roadman
stratemaker roadman; pavier; paviour
uurwerkmaker clockmaker
verzenmaker poetaster
wagenmaker cart‐wright; wainwright; wheelwright
waskaarsenmaker wax‐chandler
wijnmaker vintner