Informatie over het woord konfijten (Nederlands → Esperanto: konfiti)

Synoniemen: inleggen, inmaken, wecken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/kɔnˈfɛi̯tə(n)/
Afbrekingkon·fij·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) konfijt(ik) konfijtte
(jij) konfijt(jij) konfijtte
(hij) konfijt(hij) konfijtte
(wij) konfijten(wij) konfijtten
(jullie) konfijten(jullie) konfijtten
(gij) konfijt(gij) konfijttet
(zij) konfijten(zij) konfijtten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) konfijte(dat ik) konfijtte
(dat jij) konfijte(dat jij) konfijtte
(dat hij) konfijte(dat hij) konfijtte
(dat wij) konfijten(dat wij) konfijtten
(dat jullie) konfijten(dat jullie) konfijtten
(dat gij) konfijtet(dat gij) konfijttet
(dat zij) konfijten(dat zij) konfijtten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
konfijtkonfijt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
konfijtend, konfijtende(hebben) gekonfijt

Vertalingen

Catalaansconfitar
Duitseinlegen; einmachen; mit Zucker einmachen
Engelspreserve
Esperantokonfiti
Faeröerssjóða niður; súlta
Fransconfire
Saterfriesienlääse; iensätte; ounsätte
Spaansconfitar; hacer confitura