Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord smash
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
smash (crush; shatter; dash; destroy) | ; ; | |
smash (crush) | ||
smash | ||
Engels | Nederlands |
---|---|
smash | aanrijding; bankroet; botsen; botsing; breken; debâcle; faiiliet gaan; failliet gaan; geweldig; groot succes; hard slaan; in elkaar slaan; in elkaar timmeren; ingooien; inslaan; insmijten; inwerpen; kapotgooien; kapotsmijten; kleinslaan; krach; over de kop gaan; pardoes; reuze; slaan; slag; smak; smash; smashen; stukgooien; stukmaken; stukslaan; stuksmijten; stukvallen; te pletter slaan; te pletter vallen; totaal verslaan; verbrijzelen; vermorzelen; vernielen; vernietigen; verpletteren; vierkant |
go smash | kapotgaan; naar de bliksem gaan; over de kop gaan; springen |
go to smash | kapotgaan; naar de bliksem gaan; over de kop gaan |
railway smash | spoorwegongeluk |
smash and grab raid | <diefstal waarbij de etalageruit wordt ingeslagen> |
smash hit | groot succes; kraker |
smash in | intikken |
smash into | botsen tegen; knallen tegen |
smash to pieces | verbrijzelen |
smash up | breken; in de prak rijden; in de soep rijden; kapotsmijten; stukslaan; totaal verslaan; verbrijzelen; vermorzelen; vernielen; vernietigen |
smasher | prachtexemplaar; spetter; stuk; vernielal; vernieler |
smashing | denderend; enig; hartstikke goed; knal; luisterrijk; mieters; reuze; verbrijzeling; vernietigend; verplettering |
smash‐up | botsing; debâcle; krach; verbrijzeling; vernietiging |