Synoniemen: verbeteren, volmáken
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) vervolmaak | (ik) vervolmaakte |
(jij) vervolmaakt | (jij) vervolmaakte |
(hij) vervolmaakt | (hij) vervolmaakte |
(wij) vervolmaken | (wij) vervolmaakten |
(jullie) vervolmaken | (jullie) vervolmaakten |
(gij) vervolmaakt | (gij) vervolmaaktet |
(zij) vervolmaken | (zij) vervolmaakten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) vervolmake | (dat ik) vervolmaakte |
(dat jij) vervolmake | (dat jij) vervolmaakte |
(dat hij) vervolmake | (dat hij) vervolmaakte |
(dat wij) vervolmaken | (dat wij) vervolmaakten |
(dat jullie) vervolmaken | (dat jullie) vervolmaakten |
(dat gij) vervolmaket | (dat gij) vervolmaaktet |
(dat zij) vervolmaken | (dat zij) vervolmaakten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
vervolmaak | vervolmaakt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
vervolmakend, vervolmakende | (hebben) vervolmaakt |