Synoniemen: afhelpen, loslaten, verlossen, vrijmaken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈvrɛi̯də(n)/ |
---|
Afbreking | be·vrij·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) bevrij, bevrijd | (ik) bevrijdde |
(jij) bevrijdt | (jij) bevrijdde |
(hij) bevrijdt | (hij) bevrijdde |
(wij) bevrijden | (wij) bevrijdden |
(jullie) bevrijden | (jullie) bevrijdden |
(gij) bevrijdt | (gij) bevrijddet |
(zij) bevrijden | (zij) bevrijdden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) bevrijde | (dat ik) bevrijdde |
(dat jij) bevrijde | (dat jij) bevrijdde |
(dat hij) bevrijde | (dat hij) bevrijdde |
(dat wij) bevrijden | (dat wij) bevrijdden |
(dat jullie) bevrijden | (dat jullie) bevrijdden |
(dat gij) bevrijdet | (dat gij) bevrijddet |
(dat zij) bevrijden | (dat zij) bevrijdden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
bevrij, bevrijd | bevrijdt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
bevrijdend, bevrijdende | (hebben) bevrijd |
Ik moet hem bevrijden en dan moeten we hier zo vlug mogelijk vandaan!
Nu dan, bevrijd mij van deze kettingen zodat ik naar de telefoon kan lopen.
Eerder deze week werden ook al honderden jezidi’s, leden van een Koerdische geloofsgemeenschap, bevrijd.