Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord make

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(bear down); ;
(form);
(cause; get; have; bring); ;
🔗 Make them think I’m dangerous.
(fabricate; manufacture; concoct)
🔗 About 15 billion condoms are made every year and used by about 750 million people.
;
(render)
(accrue)
make a contract
(enter into a contract)
; ;
make a speech
een speech houden
;
speechen
;
het woord voeren
fari paroladon
make for
(break down upon; head for)
afstevenen op
; ;
direkti sin al
🔗 She made directly for the river valley, the shortest route to the lake.
make fun of
(mock; jeer; gibe; scoff; taunt)
(endure; bear; cope; stand; withstand); ; ; ; ;
🔗 But we’ll make it through.
make known
(inform; let know; announce; apprise; convey; notify; advise)
;
kond doen van
make love
(fuck)
geld verdienen
gajni monon
🔗 For a while, everyone makes money and has fun.
(find; notice; perceive; discern); ; ; ;
🔗 In the dark he could not make out much, but more than he really wanted to see.
(constitute; account for; form);
🔗 The countries that used to make up the Soviet Union other than Russia are not considered sovereign by Russia—by most Russians in fact, and especially by Putin.
make up
(paint)
;
ŝminki
(invent; devise; engineer; hatch; mastermind)
🔗 Locals even made up words in some cases.
make up one’s mind
(come to a decision)
make war
(wage war; war)
;
make water
(leak)
make water
(urinate; piss; pee; wee‐wee)
een plas doen
; ;
maker
(manufacturer)
;
vervaardiger
maker
maker
;
vervaardiger
making
(manufacture)
;
making
(manifacture; acting; formation; performance)
; ;
remake
(renew; repeat)

EngelsNederlands
makeaanbrengen; aanleggen; aanmaken; afleggen; afsluiten; begaan; beramen; bereiken; bijzetten; binden; binnenvaren; brengen; doen; doen verrichten; fabricaat; fabrieken; fatsoen; halen; houden; indienen; inwinnen; in zicht krijgen; knopen; laten; leveren; lijden; maaksel; makelij; maken; merk; nemen; opmaken; scheppen; schudden; sluiten; stellen; treffen; trekken; verdienen; verrichten; versieren; vervaardigen; verwerken; vlechten; voeren; vormen; zetten; zich begeven
be made up ofbestaan uit
be on the makehet hogerop zoeken; op de versiertoer zijn; op zijn eigen voordeel uit zijn
do you know what to make of it?weet u wat u ervan moet denken?
he can make or break youhij kan je maken en breken
he is made like thathij is nu eenmaal zo
I can’t make it outik kom er niet uit
in the makingin de maak; in ontwikkeling
it makes pleasant readinghet laat zich prettig lezen
it’s make or breakhet is erop of eronder
it was the make of himdat heeft zijn karakter gevormd
make a calleen bezoek afleggen; een bezoek brengen; een visite afleggen; een visite maken; telefoneren
make a fireeen vuurtje stoken; stoken
make afternazetten; vervolgen
make againstbenadelen; niet bevorderlijk zijn voor
make a halthalt houden; halt maken
make an offereen aanbod doen
make a pilefortuin maken
make a pointeen bewering bewijzen
make as ifdoen alsof; zich houden alsof
make a speecheen redevoering houden; een speech afsteken; een toespraak houden
make a standhalt houden; standhouden; weerstand bieden
make atafkomen op
make awayzich uit de voeten maken
make away withnaar binnen werken; opmaken; uit de weg ruimen; zoek maken
make away with oneselfzich van kant maken; zich verdoen
make believedoen alsof; voorwenden
make do withhet doen met; het stellen met; uitkomen met; uitkunnen; zich behelpen met
make foraangaan op; aanhouden op; aanstevenen op; aansturen op; afgaan op; afkomen op; afstevenen op; bevorderlijk zijn voor; bijdragen tot; koers zetten naar; stevenen naar; toekomen op; zich begeven naar
make friendsgoede vriende worden
make fun ofde draak steken met; op de hak nemen; voor de mal houden
make goodaanzuiveren; bewijzen; er komen; gestand doen; goed terechtkomen; goedmaken; herstellen; het goedmaken; nakomen; slagen in; ten uitvoer brengen; vergoeden; voldoen; waarmaken; weten te; zich er goed doorheen slaan; zich kranig houden
make in favour ofbevorderlijk zijn voor; bijdragen tot
make intomaken tot; veranderen in; verwerken tot
make ithet halen; het klaarspelen; het maken; op tijd zijn; succes hebben
make it bigberoemd worden; het maken; succes hebben
make it up againhet weer bijleggen; het weer goedmaken
make knownbekendmaken; kenbaar maken; kond doen van; openbaar maken; ruchbaar maken; veropenbaren; voortzeggen
make lovede liefde bedrijven; kroelen; vrijen
make merryfeesten; feestvieren; fuiven; plezier maken; pret maken; vrolijk zijn
make mischiefde boel in de war sturen; onheil stichten; ruzie stoken
make moneygeld verdienen; rijk worden
make much offêteren; hoog opgeven van; veel belang hechten aan; veel ophebben met; veel ophef maken van
make offervandoor gaan; zich uit de voeten maken
make off wither vandoor gaan met; stelen
make one’s bowsopkomen; van het toneel verdwijnen
make one’s toilettoilet maken
make outaantonen; begrijpen; beweren; bewijzen; erachter komen; onderscheiden; ontdekken; opbrengen; opmaken; rondkomen; rotzooien; uitschrijven; verklaren; voorgeven; vozen; zich redden
make out withvrijen met
make overopnieuw maken; overdoen; overdragen; overmaken; vermaken
make peacevrede stichten
make somebody …iemand aan het … brengen
make somebody out to beiemand afschilderen als; iemand houden voor; iemand voorstellen als
make sure ofervoor zorgen dat; zich vergewissen van; zich verzekeren van
make the most ofzoveel mogelijk voordeel halen uit
make to goaanstalten maken om te gaan
make towardsin de richting gaan van
make upaanvullen; bijleggen; bijwerken; grimeren; het goedmaken; in orde brengen; in orde maken; inhalen; klaarmaken; komedie spelen; opmaken; opstellen; samenstellen; uitmaken; vergoeden; verzinnen; vormen; zich grimeren; zich opmaken
make up againhet weer bijleggen; het weer goedmaken
make up forcompenseren; goedmaken; inhalen
make up one’s mindeen besluit nemen; ergens toe besluiten; voor zichzelf uitmaken; zich voornemen
make up toafkomen op; het hof maken aan; in het gevlei zien te komen bij; toegaan naar
make up to somebodybij iemand in het gevlei komen
make warkrijg voeren; oorlog voeren
make watereen plas doen; lek zijn; plassen; urineren; water binnenkrijgen; water inkrijgen; water maken; wateren
twice two makes fourtwee keer twee is vier
what am I to make of it?wat moet ik daarvan maken?
what do you make of it?kun jij eruit komen?
what do you make the time?hoe laat heb je het?
what time do you make it?hoe laat heb je het?
will you make one?doe je mee?
madeopgemaakt
make‐believekomedie; schijn; schijnvertoning; voorgewend
makerfabrikant; maker; schepper; vervaardiger
makesbasiselementen
makingaanmaak; maak; maaksel; maken; vervaardiging; vorming
remakecover; omwerken; opnieuw maken; overmaken; remake
unmakeafzetten; ruïneren; tenietdoen; vernietigen