Synoniemen: compenseren, goedmaken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /vərˈɣudə(n)/ |
---|
Afbreking | ver·goe·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) vergoed | (ik) vergoedde |
(jij) vergoedt | (jij) vergoedde |
(hij) vergoedt | (hij) vergoedde |
(wij) vergoeden | (wij) vergoedden |
(jullie) vergoeden | (jullie) vergoedden |
(gij) vergoedt | (gij) vergoeddet |
(zij) vergoeden | (zij) vergoedden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) vergoede | (dat ik) vergoedde |
(dat jij) vergoede | (dat jij) vergoedde |
(dat hij) vergoede | (dat hij) vergoedde |
(dat wij) vergoeden | (dat wij) vergoedden |
(dat jullie) vergoeden | (dat jullie) vergoedden |
(dat gij) vergoedet | (dat gij) vergoeddet |
(dat zij) vergoeden | (dat zij) vergoedden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
vergoed | vergoedt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
vergoedend, vergoedende | (hebben) vergoed |