Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord slaan

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(klappen; meppen); ;
🔗 Deze man heeft me geslagen.
(kleppen; overgaan)
(aanmunten);
stampi
(afranselen)
bashing
;
beating
;
buffetting
;
battery
(verslaan)
(verslaan)
🔗 Deze man is in het dorp nog niet geslagen!
(acht geven op; letten op; oppassen; passen op; aandacht schenken aan); ;
🔗 Reith sloeg geen acht op hem.
(alarmeren)
raise the alarm
;
sound the alarm
🔗 De nachtwaker slaat alarm!
(zelfmoord plegen; zich het leven benemen; zich van het leven beroven)
commit suicide
;
kill oneself
mortigi sin
🔗 Het was geen berouw dat mevrouw Lorimmer de hand aan zichzelf had doen slaan.
🔗 Billy nam zijn pet af en sloeg een kruis.
(geloof hechten aan; geloven; menen; geloof schenken aan); ;
give credit to
;
give credence to
🔗 Tante Polly sloeg maar half geloof aan deze verzekering en ging naar buiten om zelve te kijken.
(boeien; ketenen; vastketenen; kluisteren; in de ijzers slaan)
fetter
;
shackle
; ;
🔗 Als je nog eens zoiets uithaalt, laat ik je in de boeien slaan en opsluiten.
(de vlucht nemen; het hazepad kiezen; op de vlucht gaan);
take to flight
;
take to one’s heels
🔗 Onze krijgers slaan op de vlucht!
(op de vlucht gaan voor)
ekfuĝi de
🔗 Dit weekeinde zijn opnieuw honderdduizenden inwoners van Pakistan op de vlucht geslagen voor overstromingen.
slaande ruzie
a stand‐up row
furioza kverelo
;
give tongue
(wortel schieten)
enradikiĝi
🔗 De woorden van heer Ollie sloegen niet erg aan bij deze eenvoudige figuren.
(belasten)
tax
(beslaan);
get blurred
kondenskovriĝi
(opspringen)
rebound
; ;
recoil
;
ricochet
;
resalti
(salueren)
salute
(aanroeren)
touch upon
; ;
skim
ektuŝi
🔗 Ze sloeg licht een paar snaren aan en boog zich wat naar voren.
(starten)
starti
🔗 Doch tot zijn grote verrassing hoorde hij de motor aanslaan en toen schoot het voertuig met luid geronk het oerwoud in.
;
🔗 Slaan ze Matt Palmer zo hoog aan?
; ; ;
be recalcitrant
come to a halt
; ; ; ; ;
beat off
;
knock off
;
strike off
🔗 We hebben bewijzen genoeg om je hoofd er wel honderd keer af te slaan!
🔗 Bij een kruising sloeg hij rechts af naar het zuiden.
(afkeuren; afwijzen; het vertikken; weigeren); ;
🔗 De Oekraïense president Volodymyr Zelensʹkyj heeft een aanbod van de Verenigde Staten om uit Kiëv te worden geëvacueerd afgeslagen.
(aanslaan)
kondenskovriĝi
become steamy
;
get dim
nebuliĝi
(bekleden; bezetten; in beslag nemen; innemen);
become steamy
;
get dim
vaporkovriĝi
(omvatten)
(in beslag nemen);
occupy
;
take up
enspaci
🔗 Wij moeten voort zodra ons paard beslagen is.
fit out
;
garnish
;
trim
;
bedeck
; ;
decorate
;
embellish
; ;
🔗 Hij wees naar een kleine, met ijzer beslagen deur in het midden van de westelijke muur.
slam shut
klakfermiĝi
🔗 Alex stapte de gang in net toen de voordeur dichtsloeg.
;
klakfermi
beat to death
🔗 Slaat hem dood!
(in acht nemen; observeren; toekijken; waarnemen; houden)
observe
;
🔗 De bediende sloeg zijn werkgever bezorgd gade.
beat in
;
🔗 Ze sloegen een zijstraat in en Larry bleef staan.
🔗 Bourcart was van plan slechts zolang in Petropavlovsk te blijven als hij nodig had om vers vlees in te slaan.
(in stukken slaan; stukslaan)
smash
(raadplegen)
consult
;
look for
; ; ;
go after
(onderdrúkken; smoren)
(onderdrúkken)
🔗 De troepen van de Tjestsjeense leider Ramzan Kadyrov staan klaar om de Wagner‐opstand neer te slaan.
(kantelen; kapseizen; omvallen; omkiepen; omkieperen; omkantelen)
turn over
;
capsize
;
overturn
🔗 Ze proberen de boot te laten omslaan!
(de laan uitsturen; ontzetten; de bons geven)
discharge
; ; ; ;
🔗 „Ah, juist”, zei Zoch Zababel, die zich was komen melden omdat hij die morgen uit het ziekenhuis ontslagen was.
(afdanken; afmonsteren)
discharge
; ; ; ;
🔗 Daarom ontsla ik je op staande voet.
(vrijstellen)
exempt
sendevigi
(opendoen; openen; openmaken; openstellen; aanbreken)
🔗 „Wat wordt er verkocht?” vroeg Bond, terwijl hij zijn catalogus opensloeg.
stoki
🔗 Toen de kluis klaar was, sloeg de koning er zijn schatten in op.
stapli
enmagazenigi
provizi sin je
(oprichten; stellen; zetten);
🔗 In het kamp dat de mannen hadden opgeslagen, zijn een raketwerper, granaatwerper, granaten en tientallen vuurwapens aangetroffen.
transsalti
🔗 Brandweerlieden konden voorkomen dat de brand oversloeg naar andere gebouwen.
(uitlaten; weglaten)
leave out
;
omit
; ;
🔗 Men kon best eens een paar dagen overslaan.
smash
🔗 De meubelen waren stukgeslagen en door elkaar gesmeten.
(terugstoten)
reduce the price
;
rebat
;
refute
🔗 Telkens sprongen de woeste apen weer op ons af om ons te grijpen, en steeds weer sloegen we ze met onze zwaarden terug.
🔗 Pakistan sloeg deze week terug na een Iraanse aanval op het land.
; ;
trafe bati
🔗 Weer sloeg de indiaan toe.
; ; ;
beat up
beat out
; ; ;
pacify
; ; ; ; ;
assuage
;
becalm
;
;
🔗 Wel, die drank hebben wij nodig om de Romeinen te verslaan.
(voorstellen);
🔗 Ik sla voor hem mee te nemen naar mijn laboratorium.
beat off
;
knock off
;
strike off
; ;
obliterate
🔗 Door de opgezweepte golven zijn vele dijken weggeslagen.

NederlandsEngels
slaan bang; bash; batter; beat; biff; bludgeon; bop; buffet; cane; capture; clap; clobber; coin; cuff; dash; drive; drub; flail; flap; flog; fold; hit; jug; kick; knock; lash; pass; pound; pulsate; pulsation; pulse; punch; put; rap; send; sing; skelp; slam; slap; smash; smite; sock; strap; strike; strike out at; swat; take; thrash; warble; whack; whip
achteroverslaan van verbazing be flabbergasted
acht slaan op give heed to; have regard to; heed; mind; notice; pay heed to; pay regard to; regard; take heed of; pay attention to
alarm slaan raise the alarm; sound the alarm; give the alarm
buiten westen slaan put to sleep
de armen over elkaar slaan cross one’s arms
de benen over elkaar slaan cross one’s legs
de hand aan het werk slaan take it in hand; set one’s hand to
de hand aan zichzelf slaan lay violent hands on oneself
de maat slaan beat time; time
de trommel slaan beat the drum
de vlammen sloegen uit het dak the flames burst from the roof
een armzalig figuur slaan put up a poor show
een blik slaan op cast a glance at
een brug slaan build a bridge
een kruis slaan bless oneself; make the sign of the cross; cross oneself
een slecht figuur slaan show up badly
erop los slaan slog; pitch into somebody
erop slaan give them hell; lay about one; hit out; lay into them
het beleg slaan voor lay siege to
het oog slaan op cast a look at; cast a glance at
iemand aan het kruis slaan nail somebody to the cross
iemand met blindheid slaan strike somebody blind
iemand met stomheid slaan strike somebody dumb
iemand tegen de grond slaan send somebody sprawling
iemand tot ridder slaan knight somebody; dub somebody a night
iemand voor rot slaan beat the hell out of somebody
in elkaar slaan bash up; beat up; duff over; duff up; knock into a cocked hat; knock spots off; smash; knock to pieces
in … slaan strike …
met de deuren slaan slam the doors
met de vuist op tafel slaan strike one’s fist on the table; bang one’s fist on the table
naar binnen slaan bolt; down; gulp down; knock back; toss off
nergens op slaan be neither here nor there
olie slaan make oil
op de vlucht slaan take flight; take to flight; flee; take to one’s heels
op de vlucht slaan voor flee
op hol slaan bolt; run away; go on the rampage
overboord slaan be swept overboard
slaande ruzie a stand‐up row
slaan naar lay at; slash at; strike at; hit out at
slaan op apply to; bang; beat; hit at; punch; rap; slap; strike; refer to; be meant for
slaan over break over
tegen de grond slaan fall down with a thud
tot ridder slaan knight; dub a knight
touw slaan lay ropes; make ropes
vuur slaan strike fire; strike a light
zich erdoorheen slaan pull round; pull through; rough it; rub through; rub through the world; scrape by; labour through it; fight one’s way through; carry it off
zich er doorheen slaan brave it out
zich op de dijen slaan slap one’s thighs
aanslaan assess; bark; bend; catch on; distrain; fire; fur; fur up; give mouth; make the grade; put up; put up for sale; rate; ring up; drive home; strike; touch; estimate; salute; give tongue; start; dim; get blurred; root; take; speak; start up; take on
achteroverslaan fall down backwards; fall over backwards; toss down; whip off
achteruitslaan lash out
afslaan abate; abatement; beat off; branch off; cheapen; chop off; counter; cut off; cut out; decline; defeat; drive off; fence off; knock down; knock off; let off; pack up; refuse; relinquish; repel; repulse; turn; skew; strike off; beat down; reduce; reject; turn off; go down; ward; ward off
bekkenslager cymbalist
beslaan arm; bind; cooper; cover; dim; fill; fill up; fog; fog up; fur; fur up; mist over; mist up; occupy; steam up; shoe; take up; tip; hoop; stud; mount; beat up; contain; become steamy; get dim; get covered over
dichtslaan clap; go bang; swing to; bang; slam; slam to
doodslaan kill; slay; beat to death; silence
doorslaan blow; blow out; blow the gaff; blow‐out; dip; dump; fuse; punch; race; run on; sing; talk though one’s hat; go on beating; brace; squeal; sweat; sever with a blow
gadeslaan observe; overlook; watch
ineenslaan link; strike together
inslaan bash in; beat in; cave in; dash in; drive home; drive in; incuse; lay in; lay up; make a hit; register; stock; stave in; store; strike; take; smash; go home; turn down
kleinslaan smash
lamslaan paralyse; cripple
losslaan break adrift
misslaan miss
naslaan look up; consult
neerslaan slug; abase; beat down; cast down; deposit; drop; flatten; knock down; pole‐axe; precipitate; stamp out; strike down; turn down; let down; lower; dishearten; crush; suppress; put down; be struck down
omslaan break; capsize; chop round; oversew; overturn; tuck; veer; wrap; tilt over; turn; turn back; turn down; turn over; turn up; turn turtle; be upset; knock down; throw on; wrap round one; apportion; divide; turn round; upset; be blown inside out; change; turn to
omverslaan knock over; up‐end
ontslaan absolve; acquit; axe; demit; discharge; disembarrass; disengage; dismiss; exempt; fire; let off; relieve; remove; retire; sack; turn away; release; free; lay off
openslaan open
opslaan cast up; deposit; elevate; file; lay down; lift; lodge; pitch; put up; raise; store; turn up; warehouse; open; put on; lay in; go up; advance
overslaan jump; leave out; miss; omit; overpass; pass; pass over; trans‐ship; skip
platslaan knock down; floor; laminate; flatten; beat out; beat down
stukslaan smash; smash up; knock to pieces
terneerslaan abase; flatten; scathe; cast down; dishearten; depress
terugslaan backfire; hit back; hit back at; recoil; repel; repulse; retaliate; return; strike back; volley; beat back
toeslaan strike; slam; slam to; lay about one; hit out; shake hands on it; bang; shut; knock down to
uiteenslaan break up; disperse
uitslaan beat out; blaze out; blaze up; break out; deflect; effloresce; rave; spread; shake; shake out; strike out; drive out; knock out; hammer; beat; unfold; throw out; put forth; stretch; sweat; grow mouldy
vastslaan drive home; fasten; nail down
verslaan smite; beat; clobber; commentate; cover; defeat; discomfit; floor; knock down; knock out; lay low; lick; overmatch; pip; thrash; whack; whip; whop; report; review
voorslaan propose; suggest
wegslaan blow away; blow off; wash away; whisk away; whisk off