Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord pip

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto

EngelsNederlands
pip oog; piepen; pip; pit; stemmen tegen de toetreding van; ster; te slim af zijn; toon; verslaan
apple pip appelpit
give somebody the pip iemand op de zenuwen werken
pip somebody at the post iemand met een neuslengte verslaan