Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord make a stand

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(bear down); ;
(form);
(cause; get; have; bring); ;
🔗 Make them think I’m dangerous.
(fabricate; manufacture; concoct)
🔗 About 15 billion condoms are made every year and used by about 750 million people.
;
(render)
(accrue)
(shed; booth; lean‐to; stall);
stalletje
;
(get up; rise; stand up suddenly; get on one’s feet; arise; rise to one’s feet)
ekstari
🔗 She went to stand by the window.
(carry out; endure; put up with; carry away; afford);
naar buiten brengen
(endure; bear; cope; withstand; make it through); ; ; ;
(opinion; contention; sentiment; view; viewpoint); ; ; ; ;
(bleacher)
(stall)
stalletje
;
(foothold; footing; station)
staanplaats
;
standplaats
(endure; put up with; tolerate; abide; brook; condone; stomach; bear); ; ;
(viewpoint; point of view; angle; outlook; position; stance; standpoint)
(pedestal);
(erect; establish; institute; pitch; raise; set; set up; set down);
🔗 He changed directions, turned once, twice, a third time, then stood his horse to listen.
(tripod)
stander
;
statief
(pedestal; base; plinth; socle)
(bench; trestle; workbench);
stander
(halt; stop; stoppage; standstill)
stilstand
(resist; withstand)
(position; locus; posture);
🔗 A rusted water pump stands by pails of stagnant water.
🔗 Almost no buildings are still standing in Robotyne after weeks of fighting in the area.

EngelsNederlands
make a stand halt houden; standhouden; weerstand bieden
make aanbrengen; aanleggen; aanmaken; afleggen; afsluiten; begaan; beramen; bereiken; bijzetten; binden; binnenvaren; brengen; doen; doen verrichten; fabricaat; fabrieken; fatsoen; halen; houden; in zicht krijgen; indienen; inwinnen; knopen; laten; leveren; lijden; maaksel; makelij; maken; merk; nemen; opmaken; scheppen; schudden; sluiten; stellen; treffen; trekken; verdienen; verrichten; versieren; vervaardigen; verwerken; vlechten; voeren; vormen; zetten; zich begeven
stand blijven; blijven staan; doen staan; doorgaan; doorstaan; dulden; gaan staan; gelijden; getuigenbankje; halt; halt houden; halt maken; kandidaat zijn; koersen; kraam; kraampje; lessenaar; lezenaar; lijden; meten; neerzetten; opstellen; optreden; plaatsen; positie; rek; rekje; staan; staanplaats; stalletje; stand; standaard; stander; standhouden; standplaats; standpunt; statief; stelling; stilstaan; stilstand; trakteren; trakteren op; tribune; uithouden; uitstaan; velen; verdragen; weerstaan; weerstand; zetten; zich bevinden; zich kandidaat stellen