Synoniemen: koersen, stevenen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑfstevənə(n)/ |
---|
Afbreking | af·ste·ve·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) steven af | (ik) stevende af |
(jij) stevent af | (jij) stevende af |
(hij) stevent af | (hij) stevende af |
(wij) stevenen af | (wij) stevenden af |
(jullie) stevenen af | (jullie) stevenden af |
(gij) stevent af | (gij) stevendet af |
(zij) stevenen af | (zij) stevenden af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afstevene | (dat ik) afstevende |
(dat jij) afstevene | (dat jij) afstevende |
(dat hij) afstevene | (dat hij) afstevende |
(dat wij) afstevenen | (dat wij) afstevenden |
(dat jullie) afstevenen | (dat jullie) afstevenden |
(dat gij) afstevenet | (dat gij) afstevendet |
(dat zij) afstevenen | (dat zij) afstevenden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
steven af | stevent af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afstevenend, afstevenende | (zijn) afgestevend |