Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord keeper

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(bridge keeper)
🔗 Ask me the questions, bridgekeeper.
keeper of the records
(archivist)
door‐keeper
(porter; hall‐porter; doorman)
;
pordega gardisto
🔗 The gatekeeper said that, as far as he was aware, the doctor had not left Peking for several years.
goalkeeper
; ;
housekeeper
(host; landlord; warden);
🔗 The innkeeper raised his eyebrows in pleasure at the fragrance.
‐adi
🔗 So why does this uniquely American phenomenon keep happening?
(breed; raise; rear; farm)
(guard; look after; watch over; preserve; safeguard; watch)
(conserve; maintain; preserve; cache; save; store);
(rescue; save)
(restrain; detain; inhibit; prevent; stop; withhold); ; ;
(record; register; enrol); ; ; ; ;
(remain; stay; stay over; abide; rest; stop; tarry)
(hang onto; hold; retain; maintain; have);
loĝejturo
🔗 They had soon learned to recognize his blushes for what they were, and not a woman in the keep but seemed fascinated by them.
(remain; stay)
(follow; observe; act on; act upon; obey)
(fulfil; abide by; meet; observe; honour)
shopkeeper

EngelsNederlands
keeper anker; bewaarder; bewaker; cipier; conservator; curator; doelman; doelverdediger; hoeder; hoedster; houder; keeper; oppasser; opzichter; schutring; sluitknip; suppoost; verzorger; wachter; wicket‐keeper
boarding‐house keeper logementhouder; pensionhouder; pensionhoudster
crossing keeper overwegwachter
garage keeper garagehouder; garagist
keeper of the records archivaris
lighthouse keeper vuurtorenwachter
poultry keeper pluimveehouder
restaurant keeper restaurateur
barkeeper barkeeper; tapper
bath‐keeper badmeester
bridgekeeper bruggewachter; brugwachter
brothel‐keeper bordeelhouder; bordeelhoudster
cash‐keeper kassier
door‐keeper conciërge; portier
gamekeeper jachtopziener; koddebeier
gatekeeper poortwachter
goalkeeper doelman; doelverdediger; keeper
hotel‐keeper hotelhouder
housekeeper huishoudster; huismoeder; huisvader
innkeeper herbergier; kastelein; waard
keep behoeden; behouden; beschutten; bewaken; bewaren; bewaring; bijhouden; blijven; conserveren; donjon; doorgaan met; erop nahouden; eropna houden; gevangenis; goed blijven; hoede; hoeden; houden; kost; mainteneren; onderhoud; onderhóúden; ophouden; slottoren; tegenhouden; terughouden; verdedigen; vieren; zich goed houden; zich houden; zich houden aan
lock‐keeper sluiswachter
lodge‐keeper portier
lodging‐keeper logementhouder
pound‐keeper schutmeester
shopkeeper middenstander; winkelier
stablekeeper stalhouder
storekeeper magazijnmeester; pakhuismeester; proviandmeester; winkelier
timekeeper chronometer; metronoom; tijdmeter; tijdopnemer; tijdschrijver; tijdwaarnemer; uurwerk