Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord ophouden
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(uitsteken) | expand ; ; spread ; ; stretch out | |
(aflopen; eindigen) | ; | |
🔗 En daar hield ook de kennis van Thomas op. | ||
leave on | ne demeti | |
🔗 En wilt u alstublieft uw hoed ophouden, meneer Bond? | ||
(aflaten; stoppen; uitscheiden; uitscheiden met; afbreken) | ; ; ; | |
🔗 Het geluid hield op. | ||
be late ; be behind | ||
🔗 Hij kan door een heleboel dingen zijn opgehouden. | ||
(afbreken; opheffen; staken; stelpen; stoppen; stopzetten; opgeven) | ; ; | |
🔗 Peter, hou op met werken! | ||
(blijven; toeven; verblijven) | ||
🔗 Er hield zich in die streken een draak op. | ||
(bevatten; inhouden) | ; | enteni |
🔗 Putin houdt dinsdag een toespraak op het Rode Plein in Moskou. | ||
(bijhouden; vasthouden; voeren; huldigen) | ; ; ; ; | |
🔗 Hij maakte de hond los en hield hem aan de lijn naast zich. | ||
(gadeslaan; in acht nemen; observeren; waarnemen) | observe | |
🔗 Kan iemand God kennen en zijn geboden niet houden? | ||
; | ||
🔗 Wanneer heeft een priester ooit een eed gehouden? | ||
; | ||
🔗 De buren van Wims vader hielden een winkel van feestartikelen, die er nu ook nog staat. |
Nederlands | Engels |
---|---|
ophouden | ⇆ break; ⇆ call it a day; ⇆ cease; ⇆ cessation; ⇆ come to a stop; ⇆ delay; ⇆ desist; ⇆ detain; ⇆ discontinuance; ⇆ discontinuation; ⇆ drop; ⇆ dry up; ⇆ end; ⇆ finish; ⇆ give over; ⇆ hold out; ⇆ hold up; ⇆ keep; ⇆ keep on; ⇆ keep up; ⇆ maintain; ⇆ make stop; ⇆ peter out; ⇆ quit; ⇆ retard; ⇆ stop; ⇆ support; ⇆ surcease; ⇆ sustain; ⇆ terminate; ⇆ tie up; ⇆ uphold; ⇆ withdraw |
ophouden met | ⇆ abandon; ⇆ back off; ⇆ cease from; ⇆ chuck in; ⇆ chuck up; ⇆ cut out; ⇆ discontinue; ⇆ leave off; ⇆ pack up; ⇆ stop; ⇆ cease |
ophouden met vuren | ⇆ cease fire |
zich ophouden | ⇆ hang out; ⇆ haunt; ⇆ sojourn; ⇆ stay; ⇆ live |
zonder ophouden | ⇆ incessantly; ⇆ without cease; ⇆ without intermission; ⇆ unremitting; ⇆ without a stop; ⇆ continuously; ⇆ at a stretch |
houden | ⇆ carry; ⇆ conduct; ⇆ deliver; ⇆ delivery; ⇆ give; ⇆ have; ⇆ hold; ⇆ keep; ⇆ keep to; ⇆ maintain; ⇆ make; ⇆ poise; ⇆ preserve; ⇆ retain; ⇆ tenure; ⇆ run; ⇆ take; ⇆ contain; ⇆ observe; ⇆ celebrate |
sokophouder | ⇆ suspender; ⇆ sock‐suspender |