Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord door

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(aan; met; per; via; door middel van; te); ; ;
🔗 De vermeerdering door zaaien gebeurt in april.
(aan; met; om; omwille van; uit; uit hoofde van; van; vanwege; voor; wegens);
on account of
; ; ;
🔗 Door het winterse weer zijn al zeker honderd vluchten geschrapt.
(doorheen; door … heen; via; langs);
🔗 Cyrion liep door de deur naar buiten.
(aan; van; vanaf; vandaan); ;
🔗 Ze waren omringd door stilte.
🔗 De Oekraïense president Zelensʹkyj gaat naar Parijs, waar hij zal worden ontvangen door de Franse president Macron.
(door; doorheen; via)
🔗 Tarzan liep door verscheidene van deze vertrekken heen.
because of that
🔗 Daardoor was onze conservatie nogal beperkt.
(doorzetten; het houden; het uithouden; voet bij stuk houden; volharden; volhouden)
persevere
;
persist
(laten rondgaan)
circulate
;
move about
;
get about
(aangeven; aanreiken; overbrengen; overgeven; overreiken; overdragen);
🔗 „Wat doe je in Engeland?” vroeg Biggles, terwijl hij Sandy de menukaart doorgaf.
(door; door … heen; via)
🔗 Zo te zien is er een kogel doorheen gegaan.
cut through
tondi en du pecojn
🔗 Hij had zeker niet de metalen draden doorgeknipt, vertelde hij aan de rechter.
;
eliĝi
🔗 Het was een waarschuwing als er een telegram doorkwam.
;
;
go through
grasp
pass through
🔗 Het is mijn ontwerp voor een machine om de tijd mee te doorkruisen.
(aflopen)
go through
;
pass through
;
🔗 Wij zullen alle omliggende landen moeten doorkruisen voordat de volgende stap wordt gedaan.
(bemoeilijken)
thwart
🔗 Dat zou ons onderzoek weleens kunnen doorkruisen.
let through
lasi pasi
tralasi
leak through
trapasi gute
(beleven; doormaken; ondergáán)
experience
;
live through
;
undergo
;
🔗 Iets dergelijks doorleefde ik toen de oceaan in het pakijs roerloos, van alle leven ontdaan, onbeweeglijk, zwijgend en wit zich rondom mij uitstrekte.
(mengen; vermengen; mêleren; wassen); ; ;
shuffle
🔗 Nauwelijks was ik tien schreden verdergegaan of de wolken ontlastten zich in dikke regendroppels, met zware hagelstenen doormengt.
(doorweekt)
soaked
tramalsekigita
(repeteren);
reenact
;
(dóórwerken)
go through
trastudi
🔗 Daar kwam echter verandering in toen de leden die morgen het ochtenblad doornamen.
keep talking
pluparoli
talk it over
priparoli ĝisfunde
(doorstéken)
spike
;
puncture
trapiki
🔗 Zo sprekende prikte hij de ballon door met een briefopener en keek afwachtend om zich heen.
(omroeren; roeren)
(vaneenscheuren; verscheuren; uiteenscheuren)
sorbiĝi
🔗 En op de houten vloer, haar haren doorsijpeld met haar eigen bloed, lag Corrie.
sleep on
daŭrigi la dormadon
(afslijten; slijten; uitslijten; verslijten)
wear away
;
wear off
;
(afschuimen; afzoeken; doorzóéken); ;
rummage
🔗 Honderden federale agenten zijn beelden op sociale media aan het doorspitten op zoek naar betrokkenen.
(spoelen)
tralavi
(binnendringen; doordríngen)
pierce
(doorhalen; een streep halen door; uitschrappen)
cross out
;
trastreki
(doorhalen; een streep halen door; schrappen)
cross out
;
strike out
forstreki
send on
sendi pluen
(doorzenden)
send on
;
send on
🔗 Largo dacht hieraan terwijl hij doorverbonden werd.
(tot stand brengen)
carry through
🔗 Volgens kenners is de afname van het aantal abonnees deels te wijten aan een doorgevoerde prijsverhoging begin dit jaar.
;
practice
ford
travadi
🔗 Zij doorwaadden de stroom en haastten zich over een brede open vlakte, met riet begroeid maar zonder bomen, aan de andere kant.
(uitzakken; verzakken)
subfleksiĝi
(doorsturen)
send on
;
send on
🔗 Ik schreef echter een boodschap aan Frodo en vertrouwde haar aan mijn vriend de herbergier toe om door te zenden.
(het uithouden; volharden; volhouden)
persevere
🔗 De burgemeester had zijn vernieuwingsplannen krachtig doorgezet dat bleek.
(dóórsijpelen)
seep through
whereby
whereby
per kiu

NederlandsEngels
door across; along; because of; by; by dint of; due to; during; from; on; on account of; through; with
al maar door all the time; on and on
de dag door throughout the day
door de jaren heen over the years
door de week during the week; on weekdays
door en door koud chilled to the marrow; chilled to the bones
door en door nat wet through; wet to the skin
door … heen out of; over …; through
het hele jaar door all the year round; throughout the year
het jaar door throughout the year
iets door en door kennen know something thoroughly; know something through and through
ik ben het boek door I have got through the book
zijn hele leven door all through his life; all his life
daardoor thence; thereby; through it; by that; by doing so; by these means
doorberekenen recharge; pass on
doorbetalen continue to pay wages
doorbijten bite through
doorblazen blow through
doorbraden roast well
dóórdenken consider fully; think out; reflect
doordraaien continue turning; withdraw; withdraw from the market
doordrammen go on; nag
doordraven trot on; rattle on
doorgeven hand on; pass; pass around; pass down; pass round; relay; transmit; pass on; hand down
doorheen through
doorhollen hurry on; hurry through; gallop through
doorkiesnummer direct‐dialling number
doorkijkbloes see‐through blouse
doorknagen gnaw through
doorknippen cut; cut through
doorknoopjurk button‐through gown
doorkomen come through; cutting; pass through; get through; break through
doorkrijgen cotton on; get through; see through
doorkrúísen intersect; scour; traverse; thwart
dóórkruisen cross out
doorlaten passage; transmit; let through; pass
doorlekken leak through
doorleren keep studying
doorléven pass through; go through
dóórleven continue living
doorliggen get bedsores; become bedsore
doormarcheren push on; march on; march through
doormeten test
doormidden asunder; in halves; in half; in two; across
doornat soaked; soaking wet; wet through; wet to the skin; drenched
doornemen go through; look through; go over
doornummeren number consecutively
doorploegen furrow; plough
doorpraten go on talking; talk on; talk out
doorpriemen pierce
doorprikken deflate; needle; prick; puncture; spike; pierce; burst
doorreis passage; transit; passage through; way
dóórreizen go on
doorréízen travel through; perambulate
doorrennen race along; race through
doorrijden ride through; ride on; drive on; drive through
doorrit passage
doorroeren fold in; stir
doorroesten corrode; rust
doorrollen continue rolling
doorschemeren filter through; shine through; show through
doorscheuren tear across; tear up; rend; tear
doorschijnen shine through; show through
doorschrappen cancel; cross out; strike out
doorschudden shake thoroughly; shake; shake up
doorseinen transmit
doorsíjpelen become permeated; become transuded; percolate; become percolated
doorslapen sleep on; sleep without a break
doorslepen drag through; pull through
doorslijten wear through
doorsmelten blow; blow out
doorsnuffelen rake around; rake through; ransack; riffle; riffle through; rifle through; rummage; rummage in
doorspelen play on; play over
doorspitten comb through; go through; scour; sift through; dig through
doorspoelen sluice; flush; rinse down; swill; rinse; wash down
doorspreken speak on; go on speaking; discuss
doorstappen spank; spank along; mend one’s pace
doorstarten relaunch
dóórstoten thrust through; push through; play a follow
doorstóten run through; stab; pierce
doorstrepen blue‐pencil; dash out; mark off; strike through; cross out; strike out; cancel
dóórstromen flow on; run on; stream on; buy upscale; go upmarket; move; move on; go on
doorstuderen continue one’s study; continue one’s studies
doorsturen send on; forward; transmit
doortasten push on; go ahead; take strong action
doortellen continue counting
doortrappen pedal on
dóórvaren run on; sail on; pass
doorverbinden put through
doorverkopen resell
doorverwijzen send; refer
doorvliegen gallop over; gallop through; fly through; run over
doorvoeren carry through; follow out; put through; convey in transit
doorwaden ford; wade; wade through
doorzakken give; sag; sag down; go on a spree
doorzenden forward; transmit; send on
doorzetten carry on; carry through; drive home; face it out; go through with it; persevere; push through; soldier on; see out; see through; go on with; stick it
doorzijpelen ooze through; percolate; filter; filter through; permeate
erdoor through it
middendoor down the middle; in two; across
tussendoor in between …; through it
waardoor whereby; through which; by which; by which means