Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord take aim

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
take aim
(aim)
ekceli
(goal; purpose; target; butt; end; intent; objective; destination; object); ;
🔗 Despite Ukrainian president Volodomyr Zelensʹkyj’s stated aim of returning Crimea to Kyiv’s rule, Milanović also said the Black Sea peninsula annexed by Moscow in 2014 would remain part of Russia.
(take aim)
ekceli
(attempt; endeavour; take steps; undertake; strive; set about; busy oneself about; try hard; exert oneself; bother)
moeite doen
; ; ; ; ;
(attempt; endeavour; try; exert; strain; strive; bid); ; ; ; ;
(mean; target; aim at; aim for; be after)
🔗 One should aim to have all of these to meet the requirements of teaching Tagalog to foreigners.
(target; take aim at)
🔗 Earlier this year, Russia threatened to aim nuclear missiles at the Ukraine if it joined NATO.
(occupy; engage; fill; hold; involve); ;
(lay hold of; pick up; get); ;
🔗 He reached across the table and took her two hands.
(abstract; take away; remove; seize);
(bite; bite at; rise; rise to the bait; take the bait)
allogaĵmordi
(bite; rise to the bait; take the bait; rise)
ekmordi
(plunder; rob; loot; kidnap; reave)
🔗 Liane flung down a leather sack, taken this very morning.
🔗 Silard took a deep breath.
🔗 When the good Lord needs me, he will take me.

EngelsNederlands
take aim aanleggen; mikken
aim aanleggen; bedoeling; doel; doelen; doelstelling; doelwit; mikken; mikpunt; oogmerk; richten
take aanbijten; aangrijpen; aannemen; aanslaan; aanvaarden; afkrijgen; afnemen; afzetten; begrijpen; behalen; benemen; beroven van; beschouwen; bezetten; bezorgen; brengen; buitmaken; doen; drinken; erover doen; gebruiken; geven; halen; houden; in behandeling nemen; in beslag nemen; incasseren; innemen; inslaan; inwinnen; kieken; kosten; krijgen; leiden; maken; meenemen; nemen; noteren; nuttigen; ontvangen; ontvangst; opdoen; opname; opnemen; opschrijven; opvatten; opvolgen; overbrengen; overnemen; pakken; recette; slaan; snappen; springen over; succes hebben; te baat nemen; tot zich nemen; vangen; vangst; vatten; veroveren; voeren; volgen; waarnemen; zich schikken; … in slaan