Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord afnemen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(aankopen; aanschaffen; inkopen; kopen; overnemen; betrekken; zich aanschaffen)
(benemen; weghalen; wegnemen)
take away
;
🔗 Alleen zijn zwaard was hem afgenomen.
(afruimen; wegruimen)
clear away
;
remove the cloth
forigi la manĝilaron
(verminderen)
decrease
;
diminish
; ; ; ;
wane
(dalen; verminderen);
decrease
;
wane
;
diminish
;
(slinken; tanen; verflauwen; verminderen)
decrease
;
diminish
;
🔗 Haiyan is inmiddels in kracht afgenomen, maar zal naar verwachting in Viëtnam nog wel tot zware regenval leiden.
(minderen; minder worden)
decrease
;
diminish
plietiĝi
(verminderen)
diminish
;
decrease
plimalgrandiĝi
🔗 Na verloop van tijd nam het aantal Spanjaarden dat op Curaçao woonde, af.
(afhalen; wegnemen)
take away
;
🔗 De vader trad naar voren en nam zijn pet af.
(couperen)
🔗 Wilt u even afnemen?
een verhoor afnemen
(ondervragen; verhoren)
interrogate
;
(afstoffen; stoffen)
senpolvigi
🔗 Ellen was aan het stof afnemen in de hal toen we naar beneden kwamen.
detachable
;
removable
forprenebla
washable
viŝebla
(pakken; vatten);
🔗 Wild nam hij haar.
(aannemen; aanvaarden; ontvangen); ;
🔗 Maar Caroline Crale nam dat zomaar niet.
🔗 Dadelijk greep hij ernaar en nam gulzig een paar grote slokken.
🔗 Hij dreigde ons met zijn revolver en nam de koffer.
(doen)
🔗 President Erdoğan zegt dat maatregelen zijn genomen om de daders zo snel mogelijk te arresteren.
trolley
;
panthograph

NederlandsEngels
afnemen abate; administer; be on the ebb; buy; clean; clear; clear away; cut; decay; decline; decrease; die down; diminish; doff; draw in; dwindle; ease off; ebb; ebb away; fall; fall off; give; lessen; minish; peter out; pull off; reach down; remit; remove the cloth; shorten; sink; slack; slacken; subside; take; take away; take down; take from; take off; unhang; wane; waste
de eed afnemen swear in; administer the oath to
een verhoor afnemen examine
stof afnemen dust
afneembaar detachable; removable; washable
nemen carry; get; have; make; negotiate; retain; take; shoot; take out; capture; engage; book; fool; take in; cheat; do
stroomafnemer pantograph