Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord dash‐board

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
dash‐board (panel)	dashboard ; instrumentenbord	panelo
board (clutch; grip; cling to; get caught on)	aanklampen	alkroĉiĝi al
board (wainscot)	beschieten	lignogarni
board (plank)	plank	tabulo
board (executive; administration)	bestuur	estraro
board (directorate)	directie	direktoraro
board (tread; walk; walk upon)	begaan ; gaan	suriri
board (directorate)	directie	direkcio
board (board table)	bestuurstafel	estrara tablo
board (administration; management)	bestuur ; schap	administrantaro
dash (batter; shatter; beat up)	uiteenslaan	disbati
dash (crush; shatter; smash; destroy)	verpletteren	frakasi
dash (hurtle; rush; surge; leap; spring; shoot forward; spank; zip)	voorwaarts stormen ; zich werpen op	impeti
dash (race; run; speed; sprint; stampede)	hardlopen ; racen ; vlieden	kuregi
🔗 He dashed from the room, toward the back of the house, as fast as he had ever run in his life.
dash (fling)	kwakken ; smijten	ĵetegi
dash (streak; stroke)	streep	streko
dash (crush; squash)	verpletteren	frakasi
🔗 A Thai court on Wednesday ordered the kingdom’s most popular political party to end its campaign to amend the country’s notoriously strict royal defamation law, dashing its supporters hopes for reform of the powerful monarchy.

Engels	Nederlands
dash‐board	⇆ dashboard; ⇆ instrumentenbord
board	⇆ aan boord gaan; ⇆ aan boord gaan van; ⇆ aanklampen; ⇆ beplanken; ⇆ beschieten; ⇆ bestuur; ⇆ bestuurstafel; ⇆ boord; ⇆ bord; ⇆ bordje; ⇆ bordpapier; ⇆ college; ⇆ commissie; ⇆ deel; ⇆ departement; ⇆ directie; ⇆ dis; ⇆ enteren; ⇆ in de kost doen; ⇆ in de kost hebben; ⇆ in de kost nemen; ⇆ in de kost zijn; ⇆ instappen; ⇆ karton; ⇆ kost; ⇆ kostgeld; ⇆ met planken beschieten; ⇆ ministerie; ⇆ plank; ⇆ raad; ⇆ schap; ⇆ stappen in; ⇆ tafel
dash	⇆ aandachtsstreepje; ⇆ bespatten; ⇆ dashboard; ⇆ de bodem inslaan; ⇆ durf; ⇆ elan; ⇆ gedachtenstreep; ⇆ kastlijn; ⇆ klets; ⇆ kletsen; ⇆ klotsen; ⇆ kranigheid; ⇆ kwakken; ⇆ pats; ⇆ plotselinge aanval; ⇆ scheut; ⇆ scheutje; ⇆ schieten; ⇆ slaan; ⇆ slag; ⇆ smak; ⇆ smakken; ⇆ smeer; ⇆ smijten; ⇆ snel bewegen; ⇆ spatten; ⇆ sprint; ⇆ spurt; ⇆ stoot; ⇆ streep; ⇆ streepje; ⇆ stuiven; ⇆ teleurstellen; ⇆ teneerslaan; ⇆ tenietdoen; ⇆ tic; ⇆ tikje; ⇆ tikkeltje; ⇆ trek; ⇆ tussensprint; ⇆ veeg; ⇆ verijdelen; ⇆ vermengen; ⇆ verpletteren; ⇆ werpen; ⇆ zwier