Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord hand

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
🔗 Geef mij uw hand.
handshake
;
grip
aan de beterende hand
getting better
resaniĝanta
aan de hand van
on the basis of
baziĝante
(gebeuren; omgaan; plaatsvinden; zich afspelen)
come about
; ; ; ; ; ;
come to pass
; ;
be set
;
🔗 Wat is er aan de hand?
(zelfmoord plegen; zich het leven benemen; zich van het leven beroven)
commit suicide
;
kill oneself
mortigi sin
🔗 Het was geen berouw dat mevrouw Lorimmer de hand aan zichzelf had doen slaan.
de hand leggen op
grab
;
take possession of
;
(een hand geven)
shake hands
manpremi
🔗 Ze schudden elkaar de hand.
(de hand schudden)
shake hands
manpremi
🔗 Hun vader gaven ze een hand.
aid and abet
asisti kiel kunkulpulo
iemand de hand schudden
manpremi iun
(bedwingen; in toom houden)
(bezit nemen van; in bezit nemen; de hand leggen op)
grab
;
take possession of
;
🔗 Waar hebt ge het in handen gekregen?
met de hand
manually
mane
tooth and nail
🔗 De Britse inlichtingendienst meldt dat Rusland de stad met hand en tand verdedigt, maar dat de Oekraïense troepen oprukken.
(aanvaarden; beginnen aan; beginnen met); ; ;
🔗 De bouw van het podium waarop de kroning zou plaatsvinden, was bij het eerste daglicht ter hand genomen.
uit de hand lopen
get out of hand
eksterkontroliĝi
be obvious
esti evidenta
🔗 Dat ligt voor de hand, nietwaar?
ballgame
handcuff
(handleiding)
manual
(boog; pijl en boog);
bow and arrow
bath towel
🔗 Met een tweede handdoek droogde ze zijn rug af.
handshake
(applaus)
🔗 Hij werd onderbroken door luid handgeklap.
commission
;
🔗 Bij het handgemeen, dat daarop ontstond, werden enige personen licht gekwetst.
(strijdgewoel)
(greep)
🔗 Aan iedere kant van de doos zat een handgreep.
(vaardig; behendig);
cleverly
;
skilfully
(behendig; vaardig);
handy
;
skilful
; ;
;
beneficial
🔗 Hij is wel handig voor het overbrengen van berichten.
(bekwaam)
clever
(handjevol; handvol)
handful
🔗 Hij gaf Hugo een handje pinda’s.
(handwagen)
barrow
🔗 Op een handkar nam ik ze mee.
(koffer; valies)
suitcase
(handboek)
manual
🔗 Nu, gelukkig gaf de handleiding hier raad in.
(chiromantie)
chiromancy
;
palmistry
(palm);
palm of the hand
🔗 Zijn handpalmen brandden.
🔗 De moordenaar droeg weer handschoenen.
(manuscript)
🔗 In het kistje bevonden zich onder andere fragmenten van een oud handschrift.
handbag
🔗 Ze maakte haar handtas open en haalde er een papier uit.
handbag
(ondertekening);
🔗 Die handtekeningen krijg ik wel van hem los.
(autogram)
autograph
🔗 Ach, hoe gelukkig zou ik wezen wanneer ik van u een handtekening kreeg.
(handjevol)
handful
🔗 De Russische annexatie is slechts door een handvol bondgenoten van het Kremlin erkend.
(blaffer)
(handkar)
barrow
🔗 De handwagens verwijderden zich ratelend en Tom Poes trok zijn vriend aan de mouw.
handiwork
🔗 Ja, het is hetzelfde handwerk.
(ambacht; beroep; vak; métier; stiel)
handicraft
;
trade
;
carpus
(grof; ruw)
metacarpal bones
second‐hand
🔗 Ik geloof dat ik er verkeerd aan gedaan heb een tweedehands auto te kopen.
tweehandig

NederlandsEngels
hand hand; mitt
aan de beterende hand on the mend
aan de hand doen suggest
aan de hand van from; on the basis of
aan de hand zijn go on; be up
aan handen en voeten binden hog‐tie; bind hand and foot
als de ene hand de andere wast, worden ze beide schoon one hand washes another
als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand give him an inch, and he will take a mile; give him an inch, and he’ll take an ell
al vroeg bij de hand up early
beter één vogel in de hand dan tien in de lucht a bird in the hand is worth two in the bush
de hand aan de ploeg slaan put one’s hand to the plough
de hand aan het werk slaan take it in hand; set one’s hand to
de hand aan zichzelf slaan lay violent hands on oneself
de hand drukken shake hands with
de handen in de schoot leggen give up
de handen uit de mouwen steken buckle down; put his back into the work; pull one’s socks up; put one’s shoulder to the wheel; set one’s shoulder to the wheel; be up and doing
de handen van iemand aftrekken wash one’s hands of somebody
de handen vol hebben have one’s hands full; have got one’s hands full; have one’s work cut out
de hand leggen op secure; lay hands on
de hand lenen tot lend oneself to; be a party to
de hand opheffen tegen lift one’s hand against; raise one’s hand against
de hand ophouden hold out one’s hand; beg
de hand op iets geven shake hands on something; shake hands over something
de hand over het hart strijken strain a point; stretch a point
de hand reiken aan extend one’s hand to
de situatie in de hand hebben have the situation in hand; have the situation under control
een groene hand hebben have a green thumb; have green fingers
elkaar de hand geven join hands; shake hands
er is iets aan de hand there is something going on
er is niets aan de hand there’s nothing wrong; there’s nothing doing
geef me de hand! shake!
geen hand uitsteken not lift a finger; not raise a finger; not stir a finger
geen hand voor ogen kunnen zien not be able to see one’s hand before one
geen hand voor ogen zien not see one’s hand before one’s face
goed van de hand gaan sell well
hand aan hand hand in hand
handen omhoog! hands up!; hold them up!; stick them up!
hand‐ en spandiensten verrichten voor aid and abet
handen thuis! hands off!
handen vol geld heaps of money; lots of money
hand in hand hand in hand
hand over hand toenemen spread; be rampant
het heft in handen hebben be at the helm; be in command
het ligt voor de hand dat it is obvious that
het publiek op zijn hand hebben have the audience with one
hij heeft zich iets in de hand laten stoppen he has been taken in
iemand de behulpzame hand bieden hold out a helping hand to somebody; lend somebody a helping hand
iemand de hand boven het hoofd houden extend one’s protection to somebody
iemand de hand drukken shake hands with somebody; shake somebody’s hand
iemand de handen smeren grease somebody’s palm
iemand de handen vrijlaten leave somebody a free hand; allow somebody a free hand
iemand de hand geven shake hands with somebody; shake somebody’s hand
iemand de hand reiken lend somebody a helping hand
iemand de hand schudden shake somebody’s hand; shake hands with somebody
iemand de hand toesteken put out one’s hand to somebody; hold out one’s hand to somebody
iemand de vrije hand geven leave somebody a free hand; give somebody a free hand; allow somebody a free hand
iemand eens goed onder handen nemen sort somebody out
iemand iets aan de hand doen procure something for somebody; find something for somebody; get something for somebody; suggest something to somebody
iemand iets in handen spelen smuggle something into somebody’s hands; play something in somebody’s hands
iemand iets ter hand stellen hand something to somebody
iemand in de hand werken play the game of somebody; play into the hands of somebody; play into somebody’s hands
iemand naar zijn hand zetten manage somebody; manage somebody at will
iemand onder handen nemen take somebody to task; take somebody in hand
iemand op handen dragen adore somebody; make much of somebody
iemands hand vragen ask somebody’s hand in marriage
iets achter de hand hebben have something up one’s sleeve
iets bij de hand hebben have something at hand; have something ready; have something to hand; have something handy
iets in de hand werken promote something
iets in handen krijgen get hold of something
iets onder handen hebben have a work at hand; be at work on something
iets uit handen geven trust something out of one’s hands
ik heb dat niet in de hand these things are beyond my control; these things are out of my control
in de hand hebben be on top of
in de hand houden contain
in handen komen van become the property of; fall into the hands of
in handen vallen van fall into the hands of
men kan geen ijzer met handen breken you can’t make a silk purse out of a sow’s ear
met beide handen aangrijpen jump at; seize with both hands
met de hand by hand
met de handen in de schoot zitten sit with folded hands
met de handen in het haar zitten be in a puzzle about what to do; scratch one’s head; be at one’s wit’s end
met de hand op mijn hart! cross my heart and hope to die
met hand en tand tooth and nail
met losse handen with no hands
niet met de handen in de schoot zitten not be idle
onder de hand meanwhile
onder handen nemen grapple with; handle; overhaul; sail into; take up; talk to; trim; undertake
op handen zijn be at hand; be close at hand; be near at hand; be drawing near
op iemands hand zijn be on somebody’s side; side with somebody
op mijn hand on my side
ter hand nemen take up; take in one’s hands; undertake; put in hand
twee handen op één buik two hearts that beat as one; hand in glove; hand and glove
uit de hand lopen get out of hand
uit de hand verkopen sell by private contract
uit de tweede hand at second hand; second‐hand
uit de vrije hand by hand
van de hand in de tand from hand to mouth; hand‐to‐mouth
van de hand wijzen put aside; reject; refuse; decline
van hand tot hand from hand to hand
vaste hand firm hand; steady hand
veel handen maken licht werk many hands make light work
voor de hand liggen be obvious
voor de hand liggend obvious
wat is hier aan de hand? what’s this?; what’s all this?
zich in de handen wrijven rub one’s hands
zich met hand en tand verdedigen fight tooth and nail
zijn handen in onschuld wassen wash one’s hands of it
zijn handen staan verkeerd he is very unhandy
zijn handen van iemand aftrekken wash one’s hands of somebody
eenhandig one‐handed
gewapenderhand by force of arms
handappel eater; eating‐apple
handarbeider manual worker
handbagage hand luggage
handbal handball
handbediening manual control
handbibliotheek reference library
handbijl hand‐axe
handboei bracelet; handcuff; manacle
handboek handbook; manual; textbook
handboog longbow; hand‐bow
handboor gimlet; hand‐drill; auger
handbreed hand’s breadth
handdoek towel
handdruk clasp; handclasp; handshake; squeeze; shake; hand pressure
handenarbeid handicraft; handwork; manual arts; manual work; manual labour; manual training; handcraft
handenbinder tie
handgebaar beck; gesture; motion of the hand
handgeklap clap; handclap; hand‐clapping; applause
handgeld bounty; earnest; earnest‐money; press‐money; prest‐money; handsel
handgemeen affray; close; hand‐to‐hand fight; mêlée
handgeschilderd painted by hand
handgranaat hand‐grenade
handgreep handgrip; handle; holder; grasp; grip; knack; trick
handig able; ably; adroit; adroitly; apt; aptly; artful; canny; clever; cleverly; craftily; crafty; cunning; cunningly; deft; dexterous; featly; handy; practical; skilful; slick; skilfully
handje little hand
handkar barrow; hand‐cart; push‐cart
handkoffer suitcase; case
handkus kiss on the hand
handleiding manual; guide; tutorial
handoplegging imposition of hands; laying on of hands
handpalm palm; palm of the hand
handpers hand‐press
handpomp hand‐engine; hand‐pump
handreiking helping hand; assistance
handrem handbrake
handschoen gage; gauntlet; glove
handschrift hand; handwriting; manuscript; script
handslag slap with the hand
handspiegel hand‐glass; hand‐mirror
handtas handbag; purse
handtasje handbag
handtekening autograph; hand; signature
handtrom tabor
handvijl hand‐file
handvol hand; handful
handvuurwapen handgun
handwagen hand‐cart; push‐cart
handwerk craft; craftsmanship; handicraft; handiwork; needlework; handwork; trade; fancy‐work
handwerken needlework; do needlework; do fancy‐work
handwoordenboek concise dictionary; desk dictionary
handwortel carpus
handzaag handsaw
handzaam tractable; manageable; handy
hardhandig rough; roughly; strong‐arm; hard‐handed; harsh
kinderhand child’s hand
linkshandig left‐handed
meesterhand master’s hand
overhands overhand
rechtshandig right‐handed
terhandstelling handing over; delivery
tweedehands second‐hand; used
tweehandig bimanal; bimane; bimanous; two‐handed
vierhandig quadrumanous; four‐handed