English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bearing

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
bearing
(pillow‐block)
bearing
(manner; mode; way; fashion; style)		;
bearing
(azimuth)
bearing
find one’s bearings
ball‐bearing
(endure; cope; stand; withstand; make it through); ; ;
🔗 He was not sure he could carry Tam as far as the village even if his father could bear to be carried.
(give birth to; farrow; beget; give birth);
🔗 The moment I laid eyes on her, I knew she was the girl who should bear my sons.
(carry);
🔗 Also she had observed that some of the horses bore riders.
(produce; yield)
(endure; put up with; suffer; sustain; ail);
🔗 I can’t bear to watch.

EnglishDutch
bearing⇆ bearing capacity; ⇆ betekenis; ⇆ betrekking; ⇆ draagwijdte; ⇆ dragen; ⇆ gedrag; ⇆ houding; ⇆ kussen; ⇆ kussenblok; ⇆ lager; ⇆ ligging; ⇆ peiling; ⇆ portee; ⇆ relevant; ⇆ richting; ⇆ strekking; ⇆ uitstek; ⇆ verhouding; ⇆ wapenbeeld
armorial bearings⇆ wapen; ⇆ wapenfiguur; ⇆ wapenschild
bearing surface⇆ draagvlak
beyond bearing⇆ ondraaglijk; ⇆ onverdraaglijk
cross bearing⇆ kruispeiling
find one’s bearings⇆ zich oriënteren
get one’s bearings⇆ zich oriënteren
have lost one’s bearings⇆ uit de koers geraakt zijn
in all its bearings⇆ van alle kanten
take one’s bearings⇆ eens polshoogte nemen; ⇆ zich oriënteren
ball‐bearing⇆ kogel; ⇆ kogellager
bear⇆ aanwenden; ⇆ afbuigen; ⇆ baissier; ⇆ baren; ⇆ beer; ⇆ behalen; ⇆ bevatten; ⇆ bullebak; ⇆ contramineur; ⇆ doen dalen; ⇆ doen gelden; ⇆ dragen; ⇆ dulden; ⇆ gaan; ⇆ gelijden; ⇆ hebben; ⇆ inhouden; ⇆ liggen; ⇆ lijden; ⇆ lopen; ⇆ schenken; ⇆ toedragen; ⇆ toelaten; ⇆ torsen; ⇆ uithouden; ⇆ uitoefenen; ⇆ uitstaan; ⇆ verdragen; ⇆ verduren; ⇆ voeren; ⇆ voortbrengen; ⇆ zich uitstrekken; ⇆ à la baisse speculeren
bearings⇆ lager; ⇆ ligging
child‐bearing⇆ baren; ⇆ bevallen
fruit‐bearing⇆ vruchtdragend
gold‐bearing⇆ goudhoudend
oil‐bearing⇆ oliehoudend