Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word inhouden

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(blijven staan; blijven stilstaan; halt houden; stilhouden; stilstaan; stoppen; halt maken)
🔗 Toen hij inhield om te luisteren, hoorde hij niets.
(aftrekken)
(behelzen; bevatten);
🔗 Er woei een bittere oostelijke wind die de dreiging van de invallende winter inhield.
(bevatten; houden);
enteni
🔗 Daarop bood Visbhume hem een kistje te koop aan, inhoudende diverse voorwerpen die hij uit het huis van Hippolito had meegenomen.
(terughouden)
control oneself
regi sin
🔗 Mijn vreugde over hun mislukking was zó groot dat ik mij niet geheel kon inhouden.
(bevatten; inhouden);
enteni
🔗 Putin houdt dinsdag een toespraak op het Rode Plein in Moskou.
(bijhouden; vasthouden; voeren; huldigen); ; ; ;
🔗 Hij maakte de hond los en hield hem aan de lijn naast zich.
(gadeslaan; in acht nemen; observeren; waarnemen)
observe
🔗 Kan iemand God kennen en zijn geboden niet houden?
;
🔗 Wanneer heeft een priester ooit een eed gehouden?
;
🔗 De buren van Wims vader hielden een winkel van feestartikelen, die er nu ook nog staat.
(capaciteit; vermogen)
(volume)
retention

DutchEnglish
inhouden bate; bear; carry; check; contain; deduct; dock; draw bit; draw bridle; hold; hold in; imply; import; impound; include; infer; keep back; keep in; purport; rein in; restrain; retain; retention; stop
de adem inhouden hold one’s breath
er de pas inhouden keep up a smart pace
zich inhouden contain oneself; hold back; hold in; restrain oneself
zijn pas inhouden check one’s step
houden carry; conduct; deliver; delivery; give; have; hold; keep; keep to; maintain; make; poise; preserve; retain; tenure; run; take; contain; observe; celebrate
ingehouden indrawn; subdued; restrained; pent‐up; pent
inhoud capacity; content; contents; measurement; purport; table of contents; tenor
inhouding stoppage; withholding; deduction