English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word do time

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(curl);
(be suitable; fit; suit; be of use; serve);
geschikt zijn
(suffice; be enough)
🔗 Yes or no will do.
fari purigadon al
;
🔗 There is still work to be done.
(act)
(reach; strike);
🔗 German chancellor Angela Merkel said she did not believe it would be clear yesterday whether a deal will be done.
(carry out; commit; perform; wage; conduct); ; ; ; ;
🔗 Was it something I did?
🔗 And I did her hair.
(occasion);
🔗 Many times had Maziran tried to take her.
(period)
(course; length; space; span; duration)
🔗 Then they waited in silence for what seemed a long time.
(instant; moment)
(chance; event; occurrence; opportunity; instance; occasion; case);
(hour)
kronometri
🔗 Time has taught them no wisdom?
🔗 That doesn’t leave me much time.
🔗 At the exact centre longitude of a time zone, the phenomenon occurs exactly at noon, local time.
(while);
🔗 After some time he felt for his pipe.
🔗 Putin’s war is creating more troubles at the worst possible time.

EnglishDutch
do time brommen; in de gevangenis zitten; zijn tijd uitzitten; zitten
do aan kant doen; aanrichten; aanvangen; afleggen; baten; bedrog; betrachten; braden; brommen; dienen; do; doen; een beurt geven; flikken; fuif; fuifje; gedijen; idem; klaarmaken; koken; maken; nemen; opknappen; opmaken; redderen; rijden; spelen; spelen voor; te pakken nemen; tieren; toch; toebrengen; uithalen; uithangen; uitrichten; uitvoeren; uitvreten; ut; verhandelen; verrichten; voldoen; zitten
time dateren; de duur bepalen van; de maat aangeven bij; de maat slaan; de maat slaan bij; de tijd bepalen van; de tijd opnemen; het ogenblik kiezen voor; keer; klokken; maal; maat; poos; reis; stond; tempo; termijn; tijd; tijdmaat; tijdstip; timen; uitmikken